Een beetje meer complex, aub
Gisteravond had ik een boeiend gesprek met medewerkers van en geïnteresseerden in Buckminster College, een onconventionele, experimentele middelbare school voor jongeren met een intense en complexe belevingswereld.
Eén van de bijdragers, prof. Gerard de Zeeuw, benoemde dat hij weleens met zijn universitaire studenten bespreekt dat veel in hun leven relatief simpel is, zoals hoe eten te verkrijgen of hoe je geld op een bank te zetten. Zoals ik zijn woorden begreep, daagt de Zeeuw de studenten vervolgens uit om hun leven juist complexer te maken, of tenminste om na te denken hoe het leven juist complexer gemaakt kan worden.
Dit resoneerde bij mij. Hoewel ‘complex’ vaak vereenzelvigd wordt met ‘ingewikkeld’ of ‘gedoe’, vat ik het vanuit systeemtheorie en complexiteitsstudies (en specifiek de cursussen die ik hierover bij prof. Francis Heylighen heb gevolgd) als ‘veel delen met daartussen ook veel relaties’. Deze vorm van complexiteit opzoeken zie ik op verschillende vlakken in mijn leven terug. Bijvoorbeeld door verschillende disciplines te bestuderen en de verbanden tussen deze disciplines pogen te herkennen en smeden. Of door met een grote diversiteit aan mensen contact te hebben en ook verbindingen tussen hen te leggen, concreet-sociaal of alleen mentaal-emotioneel. Ik merk een sterke neiging in mezelf op om van deze complexiteit te genieten. De kans op flow (precies genoeg uitdaging én vertrouwen in een voortgaand leerproces) neemt toe. Kenmerkend van deze complexiteit is dat er dermate veel gaande is, dat ik niet goed kan voorspellen welke ontwikkeling hieruit volgt. Dat maakt het een dynamisch, onzeker geheel. En dat maakt dat experimenteren en scheppen centraal staan. Ik probeer verschillende thema’s, perspectieven, conceptuele invalshoeken of contactmomenten, samenkomsten en werkvormen uit, en op basis van de feedback die ik daar fysiek, cognitief, sociaal, emotioneel, creatief en existentieel bij ervaar en ontvang, volgen nieuwe uitprobeersels en wendingen. In dit proces kunnen ervaringen uit de emotionele of cognitieve onderstroom ineens katalyserend werken voor psychologische of creatieve groei.
Dit experimenteren is een speelse én ernstige bezigheid. Het daagt uit tot helder zelfonderzoek, tot cognitieve openheid en kritisch doorvragen en tot dansen met paradoxen, humor als conceptueel en relationeel smeermiddel en tot belichaamd verbinden. ‘Eenvoud’ in de vorm van mentale en emotionele kalmte (het steeds meer herkennen van 'oude' emotionele en mentale patronen en deze weten te ontspannen) biedt bedding aan de groeiende, emotionele en mentale reikwijdte die gevoed wordt door complexiteit, alsmede aan de ‘deconditioneringsprocessen’ (of desintegraties) die deel kunnen uitmaken van het mezelf blootstellen aan nieuwe ideeën, aan een andere visie, aan personen die hun leven opmerkelijk anders ervaren en vormgeven.
In zekere zin is de benoemde complexiteit en de rijkheid ervan een ‘natuurlijke behoefte’, omdat daarbinnen veiligheids - & groeibehoeften in een dialectiek met elkaar vervuld kunnen raken en ik verder uitgedaagd word veiligheid in mezelf te ervaren, ook in situaties die ik in eerste instantie niet ervaar of duid als veilig (in gedacht houdend dat ik, en ik stel me voor ook de door de Zeeuw benoemde studenten, in een situatie leef die ook veilig ís en niet van me vraagt om mezelf allereerst uit de situatie te halen vooraleer meer en meer complexiteit op te zoeken – er is geen sprake van fysiek geweld, bijvoorbeeld).