Ertoe doen
Gisteravond had ik een kwetsbaar voelend gesprek over klimaatverandering. We spraken over waarom we bepaalde keuzes nog niet maken (in mijn geval bijvoorbeeld een verandering van zakelijke bank), terwijl we wel weten dat die nodig zijn om effectief rekening te houden met de noden van het bredere ecosysteem om ons heen en bij te dragen aan een maatschappijverandering die nodig is voor welzijn van (mens)dier en leefomgeving. Het gesprek voelde intens, ook omdat we het bespraken vanuit het toekomstperspectief van onze kinderen. Op enig moment kwamen we uit op de ervaring dat eén persoon op een emotionele laag ervoer 'er eigenlijk niet echt toe te doen'. Dat resoneerde ergens in mij. Ik ervoer de neiging om dit gevoel te vergoelijken door abstracties erbij te halen (want ja, 'in the grand scheme of things' lijkt het heel logisch om mezelf als weinig impactvol te zien, enkele generaties na mijn dood zal hoogstwaarschijnlijk niemand mijn bestaan nog herinneren). Ik merkte echter op dat ik dan niet de bijkomende emoties en gevoelens van 'er niet toe doen' volledig doorleefde. En bovendien kon ik 'er niet toe doen' niet rechtvaardigen in het licht van mijn dochters leven en toekomst.
Op een dieper niveau voelde ik dat ik het eigenlijk nog enger vind, dat het nog meer dreigend voelende emoties en gevoelens oproept, om er wél toe te doen. Om echt helemaal verbonden te zijn. Want dan sta ik werkelijk te midden van mijn eigen kwetsbaarheid, afhankelijkheid en invloed. En terwijl ik dit deelde, en de daaraan voor mij verbonden pijnlijke herinneringen deelde (zoals de schuldgevoelens die ik als kind van pijnlijk gescheiden ouders heb gekend of het ongemakkelijke gevoel van anders-zijn en de neiging delen van mezelf daarom af te wijzen), werd ik me ervan bewust het eng te vinden keuzes te maken die weleens invloed kunnen hebben op gebieden in mijn leven waar ik pijn neig te vermijden. Zoals dierbare relaties. En dat het makkelijker is om makkelijke keuzes te maken, om energiematig minder consumerende (emotioneel minder bedreigend voelende) keuzes te maken, waarbij de focus op korte termijn vervulling van mijn veiligheidsbehoeftes en automatismen komt te liggen. Maar ik voelde ook dat het geen stand houd om te stellen dat 'ik er eigenlijk niet toe doe'. Ik ben er al. Er is impact, daar valt niet aan te ontkomen. Er helemaal wél toe doen, is ten eerste emotioneel doorvoelen welke intimiteit dit met zich meebrengt. En hoe veiliger ik me voel bij die intimiteit, en gepaard gaande ongemakken en gemakken, hoe veranderfitter ik word.
Dit individuele perspectief betekent niet dat er geen systemische veranderingen nodig zijn of dat bestaande, ontwrichtende machtsverschillen geen belangrijke rol spelen in werkelijk vergaande verandering die nodig is op basis van de feiten van klimaatverandering en alle gerelateerde gevolgen. Het betekent wel dat het systeem waarin ik opgegroeid ben en dat ik geïnternaliseerd heb, de neiging met zich mee heeft gebracht om mijn eigen macht en kracht (intiem verbonden met mijn ervaring van kwetsbaarheid) niet geheel te dragen. Emotioneel is er dus werk aan de winkel, ook of juist in de vorm van keuzes en acties die emotioneel en moreel kloppen (voor zover ik weet op basis van beperkte kennis) en het leren zijn met wat dat te weeg brengt.
In het verlengde van het gevoel 'er wel toe te doen' borrelt het bijzondere, nietigmakende (niet zozeer meer vernietigende) gevoel er tegelijkertijd helemaal niet toe te doen - met daarbinnen de speelruimte die creatieve aanpassing mogelijk maakt voorbij (én inclusief) de grenzen van mijn mensgerichte, menselijke behoeftes. Hoe onderhoud ik in mezelf de spanning tussen maak - & niet-maakbaarheid? Oftewel, hoe onderhoud ik in mezelf spanning, het gevoel te leven, hier en nu?
Het stilstaan bij het gevoel er wel toe doen, de dreiging die ik hierbij kan voelen, bracht me terug bij het kleine kind in mezelf dat het volwassen-zijn zowel verlangt als beangstigend vindt. Het kleine kind dat een eigen persoon is, maar in (een potentieel bedreigende) ervaring van afhankelijkheid leeft. Het kleine kind dat zich niet durft uit te spreken, uit angst het fout te doen (de volwassene in mezelf die zich niet durft te verbinden met een standpunt, omdat het altijd alsnog acties onderhoudt die niet volledig in lijn zijn met dat standpunt). Ik reik uit naar dit kind als een lokale daad van zijn-met-verbinding, zonder de nood om de al bestaande gelaagdheid in het kind te reduceren tot een via normen en projecties beknotte rol waarin de subjectiviteit en complexe verbondenheid (en dus macht) van het kind word ontzien. En ik weet dat het altijd weer een proces zal zijn, dit continu oefenen, en dat op een wijze die tegelijkertijd maf serieus als existentieel speels is, zowel onthutsend realistisch als diep fantasiebehoevend. Ik zal mezelf niet alleen tegenspreken, maar ook 'tegendoen' en tegelijkertijd altijd weer lerende zijn, want precies daar ligt subversieve macht besloten, het zelf-lerend-zijn.