Stemrecht
De ene voet voor de ander - zo ingewikkeld is dat niet. Een anderszins volautomatische beweging stokt en stottert. Ik sla mezelf gade en elke ademteug lijkt een overwinning op de vorige. Natuurlijk wist ik al wel dat zo’n grote groep als dit me de zenuwen zou aanjagen. In het midden van de groep verstik ik. Maar ik kon geen ‘nee’ zeggen en wie niet waagt, wie verliest.
Met ijdele woorden poog ik mezelf moed in te spreken. Variërend van “niemand slaat me gade” tot “ik zal ze eens vertellen wie ik ben”. Allen even ongeloofwaardig, sentimenteel.
Mijn lichaam voelt als een vijand, ze doet niet meer wat ze anders zonder opdracht gewillig uitvoert en mijn geest wil niet zijn waar zij is. Terwijl ik de zaal inloop staar ik naar mijn bewegende schoenen en hoop ik tegen niemand aan te botsen.
Het is vreemd hoe een lichaamsbeeld verfomfaait op het moment dat emotionele spanning overdadig wordt. Mijn armen lijken ellenlang en mijn benen onwrikbaar. Ik ben een klei poppetje dat ik maar niet in de juiste verhouding geboetseerd krijg. Terwijl iedereen er in mijn ogen kerstachtig opgetogen uitziet, voel ik lelijk en futloos.
Toch zijn er grotere zorgen die me ervan overtuigen door te lopen en me in de menigte mensen te mengen. Zonder contact ben ik nergens. Ben ik écht niemand. En hoewel ik doodsbang ben voor die ene, doodgewone vraag, hoewel ik weet een sociaal gerechtvaardigd antwoord te ontberen, moet ik er toch op af. Contact is de enige weg vooruit.
Er zijn hier meer mensen die niemand kennen en gevoelsmatig niemand zijn. Dat zie ik aan hun onhandige loopje en zoekende blikken. Als op een station in een Europese hoofdstad, mensen die immer op reis naar zichzelf zijn en daarom moeite hebben om de informatieborden te ontcijferen. Alsof de borden een geheime boodschap bevatten - instructies over wat ze met hun leven aan moeten, wie ze zouden moeten zijn en wanneer ze naar andermans maatstaven succesvol zouden zijn. Zo wordt hier gekeken, kinnen staan niet omhoog van trots maar van geveinsde herkenning. Het stelt mijn geest enigszins tot rust te beseffen dat ik hier niet de enige ben zonder vast identiteit en met een steevaste, onzekere ondergrond.
Vertrouwd mijmerend in wat door anderen een potdichte binnenwereld wordt genoemd, word ik tegen mijn rechterelleboog gestoten. Tomatensap vliegt uit mijn glas en op mijn witte blouse. Wat een slechte film, schiet als een flits door me heen.
‘Sorry, sorry, dat was niet de bedoeling’. Ik draai me half om en glimlach meewarig.
Eigenlijk nodigt mijn lome blik niet uit tot een oprechte kennismaking maar dat maakt deze persoon dan weer niets uit. ‘Vind je het ook zo druk hier?’
Zoals ik gewoon ben, vertaalt de sociale spanning in mijn buik zich meteen naar een middelmatig grapje: ‘Ja, het is ellenbogenwerk.’
Het gesprek komt op gang, mijn hartslag slaat op en hol en onvermijdelijk volgt de vraag waar ik nachtmerries over heb.
‘Oh, ik, nou.. Ik doe verschillende dingen, ik..’ Door me heen schieten de antwoorden die nu valide zouden zijn. Ze dringen mijn bewustzijn binnen en pogen voorrang op elkaar te krijgen. Zo druk als de zaal om me heen, zo lawaaierig wordt het vanbinnen. Ik zoek naar houvast maar voel alleen die overmeesterende twijfel.
Als mensen elkaar vragen wie ze zijn, dan zijn er zoveel lagen aan antwoorden. De potentiële complexiteit wordt gereduceerd tot een bekende volgorde, er volgt al gauw een sleur aan zinnen. Je naam, je leeftijd, je werk, je rollen en relaties in het leven, misschien nog eens iets over een hobby, waarschijnlijk wat ongemakkelijke grapjes tussendoor en in gesprek met een nieuwsgretige ander is er de kans dat er nog een uitspraak volgt waaruit normen en waarden blijken, een stoffig wereldbeeld.
Het geluk is echter zelden zo voorradig dat de vraag ‘wie ben jij’ ook gaat over ‘hoe gaat het nu met je?’, zoals de vraag ‘hoe gaat het met je’ van semi-bekenden zelden gaat over de vraag wie je nu eigenlijk echt bent.
Ik weet me een weg te banen door de mentale opties en vertel dat ik hier ben om uit te zoeken wie ik ben. De ander kijkt me verstild aan en verzucht ‘wat een mooi antwoord’ en laat het daar verder bij. Ik had gehoopt dat we net begonnen waren.
Toch voel ik me bekrachtigd, ik heb gesproken. Mijn zelf hervond autoriteit door spontaan te spreken - soms vergeet ik iemand te zijn omdat ik zo lang stil ben geweest achter elkaar, ik schrik dan ook van mijn eigen stemgeluid. Hoewel ik zo vaak autonomie ontbeer in een sociaal ingewikkelde situatie, liet ik mezelf, de continu onzekerheid, nu wel kennen.
Er zal niemand journalistiek verslag van doen, ik zal het ook niet op social media plaatsen, maar het hele kleine voorval voelt als een persoonlijk succes. Eén van de vele van de afgelopen jaren waarin minimale innerlijke of relationele verschuivingen getuige zijn van een heling. Van bestaan.
Ik ben uit elkaar gevallen, lang geleden, en sindsdien ben ik op zoek naar een nieuw geheel dat de naam ík weer mag dragen.
Door zojuist een onbekommerd en eerlijk antwoord te geven, wordt mijn vrijspelige geheugen wakker. Althans, dat deel dat doorgaans overprikkeld raakt door fragmenten buitenwereld en potentiële dreigingen.
Ik sta midden in de zaal en zie op zo’n 20 meter afstand het podium. Nog even en daar zal iemand het woord nemen. De aantrekkingskracht van het podium is enorm. Ik denk aan de vele playbackshows die ik op de basisschool gedaan heb. Die ik vaak gewonnen heb - de vroegpuberale glorie, de liefdesroes die het gezien worden te weeg bracht, de lokale piekervaring.
Hoe schuchter ik daarvoor ook was, zeker de laatste jaren van de basisschool ontpopte zich een ander deel van mijn prille ego. Doordenderende ruzies op familiaal territorium hadden me laten voelen waar mijn kracht lag - en daar was ik kenbaar naar op zoek. De woede, de onmin, de afkeer. Ze gierden door mijn ledematen en het razende gevoel overtuigde me van overlevingskracht. Boosheid lag niet voor de hand in mijn psychologische neiging tot meestemmigheid, maar nu ik dan toch woest was geweest op dierbaren en hun ondoordachte keuzes bevloekte, had ik doorleefd geproefd van rauwe autonomie.
Podiumangst verbleekte bij de furie die ik gevoeld had en het podium, afgezonderd van de directe menselijke contacten en buíten de groep, was bovendien de meest veilige plek op aarde. Als elfjarige stapte ik driftig op het podium af en danste de uiteenlopende emoties tot een one woman show - verguld met de eerste prijs en een intact gezongen zelfvertrouwen.
Nou ja, een gecompenseerd zelfvertrouwen.
Want nooit zonder het tere besef van verdriet, de verlatingsangst die er zo lang is geweest, de overtuiging alsnog niemand te zijn. De zware schuldgevoelens en de al snel weer hangende ledematen.
De complexe herinneringen vervagen en ik zie mezelf zonder knipperen naar het podium in de zaal staren. De spreker doet zijn zegje, amicaal en met overtuigende handgebaren. In zijn bewegingen las ik een uitnodiging, een reflectie van het verlangen in mijn buik om ook daar te staan. Om vanaf dat podium luid en duidelijk te vertellen wie ik dan ben en waar ik voor sta.
De spreker rondt zijn verhaal af en stapt van het podium af. Met mijn rug recht gespannen stap ik om hem af en vraag zonder omwegen: ‘Zeg, hoe verwerf je een plek op dat podium? Hoe word je spreker?’
Stemrecht, galmt door mijn mentale associatiewolken. Geef jezelf stemrecht. Herinneren wie ik ben is mijn grootste overwinning aller tijden – hier en nu.