Wél zijn met wat is - dat is welzijn

"Stel je een jongeman van 24 jaar voor, mbo-studie afgerond, met een leuke baan en relatie. Belandt in de ziektewet omdat hij het niet meer trekt op zijn werk en nauwelijks meer tot iets komt. Een specialist concludeert: ‘milde angststoornis’ – de meest voorkomende stoornis in Nederland.

Voor de jongeman (en anderen die daarmee kampen) past die terminologie niet: de problemen voelen niet ‘licht’ of als een ‘angststoornis’. Had hij in een andere tijd geleefd, of een ander type professional getroffen, dan had zijn probleem wellicht een ‘arbeidsconflict’ geheten, of ‘mogelijke symptomen van schizofrenie’. Bij afwezigheid van laboratoriumtests voor wat er speelt (en hoe dat komt) hangt veel af van de blik van de professional.

Soms is het eenvoudig: dan is de problematiek zo ingrijpend, zo anders, dat er duidelijk iets mis is. Veel vaker zijn problemen echter een uitvergroting van normale ­variaties in gevoelens, gedachten en gedragingen. Die een ‘stoornis’ noemen maakt mensen zieker en afwijkender dan nodig (uit: dit artikel in de Trouw)"

Het woord 'stoornis' verstoort veelal. Het verstoort een open blik naar elkaar, de bereidheid om naar de complexiteit van de context te kijken en bovendien vergemakkelijkt het gebruik van een woord als stoornis de neiging om te projecteren - het probleem ligt dáar, gelokaliseerd, bij de ontregelde, ontregelende ander.

Het heeft me vaak verontrust te beseffen dat we als mensen - ik zelf incluis - zo enorm rap geneigd zijn elkaar in duidingen gevangen te zetten alvorens werkelijk te luisteren naar de emotionele ondertoon, de emotionele logica, van de ontstane, ervaren problemen.

In 'Intens mens' staat de reflectie "Verdriet me niet". Het openingsfragment:

"Een meerkoppige jury van deskundigen zei vrij stellig: “Meid, je hebt een gegeneraliseerde angststoornis.”

Een ander, in een duizelingwekkende witte werkkamer, omschreef het als volgt: “Het is een niet anders omschreven persoonlijkheid.”

Stoornis, reflecteerde het door mijn binnenkamer. Alle levenskunst trok uit mijn vaten. Het wit bleek besmettelijk sober. We zaten met ons mond vol onuitgesproken nuances naar elkaar te staren.

“Nee nee,” zei een kenner, “spreek liever van een overgeërfd hechtingsprobleem. Leer jij eens over archetypen, graaf je verleden ver voorbij je geboortedatum op. Pak een steen, idealiseer hem tot de allerliefste papa en spreek je verwaarloosde verlangens uit...."

[gevolgd door een later fragment uit "Verdriet me niet"]

"We kunnen er de mooiste woorden aan geven, een wereld van duizend-en-één perspectieven aanwenden om ons een emotioneel noodlot af te wenden, maar uiteindelijk rest ons slechts één doordringend besef:

Ik zag dat ik verdrietig en nooit getroost was. Gebroken, en dát nooit als heel ervaren.

Verdriet dat als een open, maar ontziende wond onze binnenwereld opmaakt dicteert het gedrag tot uitersten die we niet voor mogelijk houden."

Klare taal over onze complexe ervaringen - met inbegrip van de ingewikkelde sociale verbindingen waarin ieders emotie nooit geheel en al persoonlijk toegeëigend is - is een uitdaging.

We representeren wat we meemaken niet zelden op een omwikkelde wijze, we begrijpen onszelf daarin op onpraktische of onverbonden wijze en zo verstaan we elkaars leed niet helemaal, niet helend. Juist omdat persoonlijke pijn een weerspiegeling is van onze afhankelijkheid, is wat we communicatie noemen regelmatig een getrouwtrek dat als politiek te boek gaat.

Hoeveel woorden kennen we voor pijn? Talloze waarvan velen ogenschijnlijk weinig met diezelfde pijn van doen hebben. We poneren 'links' of 'rechts', spreken over 'goed' versus 'kwaad' of 'licht' versus 'donker'. We gaan regelmatig voorbij aan de diversiteit-en-dynamiek-onderdrukkende associaties bij deze woorden en we hebben dan niet door dat we eigenlijk spreken over het spectrum van onze pijnervaringen. Oplossingen liggen niet altijd voorhanden en alleen maar zijn-met-de-pijn voelt vaak te machteloos. Sámen zijn met de pijn is het minste dat we nodig hebben om ons persoonlijk intact te voelen, om gezond onderscheidend te kunnen zijn als dít mens.

Ik voel een diepe gedrevenheid om emotionele duidelijkheid te scheppen. Allereerst en gevoelsmatig noodzakelijk voor mezelf, maar ook voor anderen. Ter verlichting van hun lijden en de mogelijkheid om mentale ruimte vrij te waren voor andere zorgen, die er talloos op lokaal en wereldlijk niveau zijn. Om discussies waarin eigenlijk heetgebakerde emoties ongedurig het woord nemen, te ontspannen. Om met diezelfde emoties te durven spelen, lol verlicht én biedt inzicht. Om vervolgens juist de zeggenschap van de emoties te herkennen en met waardering mee te nemen in onze doorkauwde overwegingen over wat wijs is te doen, te delen en te laten.

Dit blijft puzzelen met het symboliseren van sensaties en een continue stroom ervaring die hoogstpersoonlijk én collectief is. Het vraagt een beoefening in eerlijkheid en ieder bewegingsvrijheid gunnen.

Er zijn zoveel redenen om verdrietig te zijn, het is emotioneel gezien meer dan logisch dat we regelmatig uit ons 'hum' zijn, langdurig stemmig rondgaan of écht niet meer weten wie we zijn en waartoe toch hier op aarde. Tegelijkertijd zijn momenten van plezier onontbeerlijk voor welzijn. We kunnen echter geen voorselectie in emoties maken. Veél emotionele nuances beleven de meeste mensen eéns en veelal vaker in hun leven. Al blijft de subjectieve beleving omwille van familiale, culturele, sociale, politieke en economische verschillen bijzonder eigenzinnig.

Levenskunst is verstaan welke (gefrustreerde) behoeften blijken uit de emoties en stemmingen. En dan met de complexiteit van de context werken, veelal stap voor stap, soms rap en voortvarend. Wat kan er nú, wat behoef je nú, en wat is zingeving vanuit levensloopperspectief?

Ook de durf om de waanzin en het oneerlijke van dit Leven te accepteren en telkens weer kiezen voor de kwetsbare verbinding. Aanklooien én grootse ontwikkeling doormaken. Angstig zijn, hulp behoeven hierbij, ook je verlangens bekennen. Vaak ook niks doen, geen ingrijpen. Onbestemd creatief aan de slag, in de tussentijd dier durven zijn. Helder denkwerk beoefenen, geen logicaluw bestaan, maar ook geen gortdroge bedachtzaamheid.

Er is geen boek dat de complexiteit van deze processen volledig representeren kan en er is dus ook geen boek dat absoluut bewijs kan bieden voor wat als afwijkend of voor wat als normaal doorgaat in dit proces genaamd Leven.

Ik wil niet terugkijken op mijn leven en denken: inderdaad, dit leven is precies samengevat met de bewoording 'angststoornis', of welke variant dan ook. Dat is emotioneel armoedig. Dat voelt niet levendig, dat voelt niet verbonden - het lijkt te pretenderen dat het gehele bestaan geduid kan worden als een tekortkoming - eigenlijk een kwetsbaarheid - in een individueel bewustzijn. Deze duiding is ook intellectueel armoedig.

Als we elkaar ondersteunen in het vertellen van een verhaal, ons verhaal, over dit Leven, dan is dit wat mij betreft een verhaal met nuances, met verschillen die voor de eén wel een verschil en voor de ander geén verschil uitmaken. En dan voelen welke intensiteit dit met zich meebrengt. Intensiteit als gevoelsduiding van complexiteit.

Steun. Aandacht. Ruimte. Rust. Herstel. Zingeving. Humor. Plezier. Wijsheid. Dit hele pakket klinkt idealiter als de basisverzekering van het Leven. Ja hoor, daar zou ik voor tekenen. Onvermijdelijk zijn daar ook: Ontwrichting. Verlies. Onzekerheid. Dreiging. Woede. Eenzaamheid. Lijden. Overprikkeling. Haast, haast en onthaasting op een te-doen-lijst. Lome leegte. Overdadige zingeving, oorlog.

Verdriet me wél, dat is wél zijn met wat is - de vooraankondiging van een levendige lach.

Previous
Previous

Stemrecht

Next
Next

Glunderwerk