Brand tot mij door

Er woeden duizend weelderige bosbranden en ze bieden futuristische beelden van een wereld in vuur en vlam. Brand bos, brand voort en stoot voort, stoot uit wat de bossen voor ons binnenhielden!

Dit schouwspel moet van betekenis en zin voorzien, in de pieken en dalen van het jakkerende vuur lees ik een oplaaiend narratief en zo til ik mezelf boven medelijden uit.

Er branden bossen als ultieme poging ónze ogen te openen voordat ons bewustzijn verschroeit: Zie mij, voel mij, ik ben jou, ik adem niet meer, jij ademt niet meer.

Bossen branden en dieren trekken gepanikeerd de restanten bomen in, maar ze vinden geen plek en geen soelaas, ze worden voortgejaagd door vuur, verbrand door pure, pure, knetterende hitte – koalababy’s in buidels, razende kangarootroepen, langzame luiaards.

En de beelden, de beelden branden op mijn netvlies. Zie mij, hoor mij, voel mij, wees mét mij. De beelden branden voort en met bijna dichtgeknepen ogen starend naar het woekerende vuur vormt zich een vuurrood kompas op mijn netvlies. De wijzer slaat op hol, de vlammen vullen mijn iris met overdonderend rood, er blijft geen deel van mijn oogbol ongedaan. Alle delen van de wereld zijn in nood, de wereld is eén grote nood.

En pas nu brandt het tot mij door. De natuur is kwetsbaar.

Verdoofd van niets ontziend vuur en vlammen brandt mijn zelfgepreoccupeerde bewustzijn op tot een zak as. In deze vruchtbare vorm realiseer ik, ik ben niets meer en minder dan wat daar, zojuist, nog levend was.

Uit de serie: Van de wereld, een lyrische oproep tot wereldlijke wijsheid

Previous
Previous

Over beren

Next
Next

Voortlevende genegenheid