De winter is een wachtkamer

Direct na mijn ochtendmeditatie neem ik de contouren van een bladloze boom waar. In de troostende mist volhardt de boom deze winter, de kentekenen van zijn groeikrachtige doorzettingsvermogen zijn precies die bladloze takken. Mijn perceptie is dankzij de meditatie minder getroebleerd door gedachten, alsof de gedachtenmist zich naar buiten verplaatst heeft en daar juist fungeert als een beeldig decor voor deze fijnzinnige levensboom. Ik sta nog een paar ademhalingen stil bij wat ik aanschouw en merk tussentijds op dat mijn ademhaling enkele noten lager gezakt is, nu de buikstreek bewoont.

Het scheelt een zucht of ik verlang elk moment van de dag naar deze staat en ga in de begeerte aan het specifieke moment, deze glasheldere bewustzijnsstroom, voorbij. Tevredenheid is een delicate balans onderhouden; een balans tussen binnen – en buitenwereld, een balans die we ‘gevoelsbewustzijn’ dopen. Mijn verlangen om met dagelijkse regelmaat te mediteren is met de jaren sterker geworden, want gaandeweg zag ik de onvermijdelijke ups en downs van het leven toch wel voorbijkomen, werd ik bewust van mijn neiging de oorzaak van mijn lijden buitenproportioneel in de ongenuanceerde reacties van anderen te leggen en kreeg ik door dat er onmiskenbaar waarde ligt in een milde oordeelloosheid. Toegankelijke zachtheid, een kwaliteit die ik koester. Een verlangen is echter nog geen strikt doel, zoals een doel nog geen verwezenlijking van dat doel is, wel een poging een verlangen in gedachten en gedrag te regisseren. De ene dag wel, de andere dag niet en soms gaat er een week voorbij, maar de meditatie blijft een beste leermeester door al deze afwisseling heen.

Het mag geen wonder heten dat we in het Westen zo gepreoccupeerd zijn met het woord prikkels. In de wachtkamer van de lokale huisarts zie ik alle wachtenden op hun scherm staren. Ik kijk naar de uitgestalde, schreeuwerige tijdschriften en de plastic planten en voel diezelfde onweerstaanbare drang, tik welhaast, om mijn telefoon te ontgrendelen. Zonder expliciet plan of doel, ‘zappend’ door de wijde digitale wereld, momentjes verbinding snaaien. Ongebreideld verlangen. Met een stroeve wil weersta ik deze gewoonte en aanschouw de vriendelijk ogende wachtruimte. Nu pas valt mij op dat de vereniging huisartsen blijkbaar onder een andere naam is doorgegaan. Ik vraag mij af wat de beweegredenen waren. In de toch altijd wel kwetsbaar voelende positie van de patiënt, voelt zo’n verandering des te meer ongemakkelijk. Ik verzin erbij dat ze in hun vorige bezetting niet meer goed met elkaar konden opschieten. Dat weet ik helemaal niet, dat is een reflectie van mijn reflexmatige lichte zenuwen en richtingzoekende verbeelding. Nu dat ik die ongemakkelijke gedachten gewaarword, wil ik mijn telefoon weer pakken. Prikkel erbij, prikkel eraf. Waar is de balans?

Maar ik weiger mijn telefoon te consulteren en denk aan de boom. De boom wacht. Een winterlang wachten, de boom doet het met sier. De winter is een wachtkamer. De gewoontes láten, de verleiding afwachten. Wachten als loslaten. Laten. Laat de seconden ongevuld voorbijtrekken… Ik zak wat dieper in mijn contemplaties en schrik wakker. “Mevrouw van Lith.”

Gehaast sta ik op en loop tegen een laaghangende lamp aan.

Vanavond weer mediteren, schrijf ik mezelf ter plekke voor.

Previous
Previous

Pica pica

Next
Next

Meditatie