Ezeltje
“Afgelopen jaar overleed mijn vader. Ik zag hem…Hij zag mij eigenlijk pas in die laatste uren. Geeft niet. We zijn dichtbij geweest. Hij was kwetsbaar en ik kon het dragen. Ha! Natuurlijk kon ik het dragen. Eigenlijk droeg ik het gewicht van onze familie al die tijd al. Het bracht zo'n opluchting om hem die laatste dagen letterlijk te mogen dragen. Alsof al mijn draagkracht tot dan toe voor dat moment gesterkt was. Direct erna smolt ik. Dezelfde weerstand die ik al die jaren bij me droeg, in rimpels verwrongen levensenergie, het loste volledig op. Vrede.
Mijn ezeltje, zo noemde hij me. Ik dacht altijd dat hij me zo noemde omdat ik als baby oinkend lachte.
Ezeltje. Het klonk nooit zo liefkozend. Draaglast, dat was het vaak, onze liefde. Een blok op de maag.
Nu snap ik waarom hij me zo noemde. Ik zal me niet meer aan die steen stoten, haha. Woordgrappen deelden we zeker.
Hij zag me wel. Hij kon al die bagage alleen niet overnemen. Niet alleen. Probeerde het met te vaak misplaatste humor.
Als kleine jongen sliep ik vaak op zijn kant van het bed. Dat was mijn manier om oprecht met hem te communiceren. Daar kon ik misschien zijn dromen horen, begrijpen wie hij werkelijk was.
In die laatste minuten was hij zo zwak. Als een muisje lag hij daar. Man, wat een ventje. Met zijn ogen vertelde hij me dat hij van me hield. 'Dank voor je hulp'. Ik heb nog nooit zoiets moois gehoord in mijn leven.”
Jelle, de fictieve zoon van Marte