Ontklemmen
Soms lachen we met op elkaar geklemde tanden. Achter de tanden schuilt een binnenwereld. Het is een wereld bekleed met ingehouden emotie, soms merkbaar als psychisch verwarrende verknopingen. We hebben geleerd dat sommige vormen van emotionele expressie tot uitstoting leiden en houden het daarom binnen, waar het helaas ook de doorstroom van dieper gevoel weerhoudt. We lijken innerlijk verdeeld.
We hebben misschien een denkbeeld ontwikkeld. Over dat het niet oké is om zó boos of zó verdrietig te zijn. In het verleden ontdekten we met schrik dat de intensiteit van een bepaalde emotie werd beantwoord met stil – of wég wijzen. De ervaring van de emotie raakte verweven met een aangepast, verinnerlijkt oordeel, zelfafwijzing vormde de brug naar de wereld van de ander, een toevluchtsoord voor ontredderende eenzaamheid en verlating. Komen we dan op een punt in ons leven dat we graag vóller beleven, dat we graag gevoel laten spreken en intuïtie willen belichamen, dan stuiten we op die roestende denkbeelden. We delen onszelf misschien op in goed en kwaad, positief en negatief. We verwelkomen – zeggen we – het plezier en de verwaarloosde verlangens, maar wijzen verdriet of boosheid de deur. Misschien volgt er frustratie dat verlangens zich niet klinkklaar helder presenteren, geen eenvoudige beantwoording kennen: het is een voorbode van een dieperliggende oerkracht. Gaandeweg raken we vermoeid van een schijnbare strijd tussen ratio en emotie, een polarisatie die gebaseerd is op onrekbare overtuigingen over wat er wél en wat er níet mag zijn. Het hoofd, zo zeggen we misschien, werkt te hard en zetten we graag uít. Het hart steekt, de buik roert en de keel spant: gewoon ons gevoel voelen lijkt complex en uitdagend. Wanneer we psychisch weg bewegen van de fysieke gewaarwordingen, voelen we ons steeds sneller verdwaald. We weten dat we terug kunnen gaan naar die ene, volvoelende bron, die sensaties die we van binnenuit opmerken.
Misschien lachen we steeds vaker uitbundig. Schuddend, met de ogen dichtgeknepen, soms puffend. Het lukt niet meer om de tanden op elkaar te houden, de kaak aan te spannen. De buik raakt dieper geroerd, de keel rekt en strekt eerlijker en het hart opent tot het huilen er doorheen kan bewegen, kopzorgen ontledend. Tranen en tuiten vullen elkaar zalvend aan in een emotioneel dragende dialoog. Gevoel blijkt veelzijdig, continu van vorm veranderend, immer aanwezig, kleinschalig precies en gevoelsmatig groots en grof. We herontdekken iets van de emotionele creativiteit die we als kind kenden, toen we bijna magisch van drift naar stilte, verdriet naar tevredenheid, boosheid naar kalmte bewogen. Emotie en ratio kennen een intrigerende samenhang, verbondenheid klinkt overal in door, nu dat we met openheid richting ervaring luisteren. Bewegend op een emotioneel vrij spectrum, ontdekken we aandacht als innerlijk psychologisch begeleider in roerige en rustige tijden.