Ultieme buigzaamheid

“Bijna sluipend struin ik langs de Wilgen. De wonderlijke wilgen, zo krachtig buigzaam, daar kan geen wilskracht tegenop.

In mij zit een sterke, wel aan overmacht verliezende, geïnternaliseerde, dwingende ‘wil’. In mijn hartgebied, bekkenbodem, in intonatie, in herhaalde spraak. De illusie van controle. Ze maakt kapot wat mij lief is, door het een kant op te dwingen die niet past bij de ultieme buigzaamheid van liefde.

Ook de moeder in mij herleest de voorgaande zin en zucht nog eens heel diep. Er wordt niet iets kapot gemaakt, er is iets onverwoestbaars, juist in het buigzame.

De wilgen zijn mijn inspiratiebron, ik hoop ze met mijn existentiële stappen rondom hun leefgebied langzaam maar zeker echt te leren kennen. Hoe ze buigen, soms knakken, onmogelijk de onaanwijsbare wegen van de wind uit de weg kunnen gaan, hier niet eens bij stilstaan. Hoe ze groeien in en op drassige grond, naar het licht groeien, pionierend zijn, maar niets of niemand om erkenning vragen, op hun groeipad, diepgeworteld onder een grond wiens gelaagdheid en stevigheid ik vaak misken.

Ze inspireren mij tot overgave.

Hoe is het om mij te zijn?

Zojuist nog: rauw, een verterend soort gevoel leefde er op in mijn hart en ik liet het stromen. Tranen welden, verzachtten dat wat van streek leek, wat rest is een andere Lot. Aanwezig, open. Niet als einddoel, bij een uitademing wellicht.

Echt luisteren gebeurt alleen in expansieve stilte. Energie kolkt, dan weer zingt door mij heen. Schrokjes, stootjes, stroompjes. Alsof ik meerdere keren per dag wakker word, terwijl ik niet letterlijk sliep. Wat stokt, straalt ineens.

Ik herontdek de plek die geen plek is, een oceaan aan bewustzijn waarin gedachten oplossen, gevoelens pure energie zijn. Alsof ik opnieuw de oneindigheid in tuimel, herontdekkend hoe het is als ik er koste wat kost weerstand aan bied.

De ‘wil’ die mijn weg niet is, is er éen die ontstaan is in situaties waarin ik niet geleerd heb hoe te zijn met loslaten, met echt durven loslaten. Vollere openheid, volle openheid. Potentie, onzekerheid - en ongerichte aanwezigheid daarbinnen. Lastige levensprocessen, waarin ik op een welhaast onmogelijke leeftijd de intense groei van seksuele levensenergie moest leren combineren met bijna overweldigend voelend loslaten in de meest dierbare relaties. Tijden waarin verlangen de vorm van angst kreeg en mijn relationele vaardigheid niet uitgelijnd werd op wat er in mij leefde, van moment tot moment. Waar ik niet in begeleid ben, wat nu is wat is, en wat nu achter mij ligt en in essentie geen psychologische duiding meer behoeft, maar aanwezigheid. Gewoon, pure aanwezigheid. Geen verhaal, geen poging tot controle van de stroom des levens, geen predikend goedmakend woord, geen wijsvinger.

Gewoon, stilte.

Stilte is de oermoeder van overgave, welhaast ruimer en intiemer dan de onvangbare wind. Zo intiem als de wind die de cellen van onze opperste huidlaag doordringt.

In stilte struin ik verder, soms struikelend over een illusie, een gedachte, een beeld.

De wilgen praten niet, zo lijkt het. Maar dat doen ze wel. In jaarringen, in buigzaamheid, in hun reiken naar de zon, in hun worteling, in hun dorst, in hun prachtige wildgroei. Hun kracht is zacht.

Het is aan ons om hen te verstaan, het is aan mij om mij te verstaan.”

Trekt het idee van zo’n wandeling langs en tussen Wilgen jou ook aan?

Previous
Previous

Het bedoelen van voelen

Next
Next

Waar natuur houdt