Hoe mens ik
Hoe mens ik? Intens.
Er bruist een dynamische energie in mij, wie weet breekt de lente ook fysiek door. Er is veel in beweging. De plek net onder mijn ribben en enkele vingers boven mijn navel leeft voor twee.
Creativiteit golft, ik zie waar ik naartoe wens te bewegen en er verschijnen spontaan passende vormen. Er is herkenning van eerder ook levendige intuïties. Deze intensiteit verlangt ruimte, is voelbaar als stress - frustratie, gefragmenteerdheid - als ik er geen ruimte voor maak.
Intens mens.
'Jantje lacht, jantje huilt', kreeg ik vroeger vaak te horen. Maar ik ben Jantje, ik ben mijn lichaam niet. Dus ik ben met de intensiteit, herken het lokaal in mij en hoe het door het leven heen cyclisch terugkeert, nieuwe paden smeed. Het is net alsof een identificatie met de intensiteit oplost, waarna het hoogstwaarschijnlijk weer verschijnt.
Hoe mens ik (vrij naar Alan Watts)? Mens is ook een vorm.
Vorig jaar stond ik tijdens een hevige desintegratie oog-in-oog met wat ik wellicht vanuit een haperend begrippenkader 'bewustzijn' noemde*. Te midden - of wáár dan ook - van de storm aan sensaties, herbelevingen, fysieke impulsen en pogingen van mijn geest om grip te krijgen, was er een onaanwijsbaar soort stilte.
Alsóf het stilte was, maar dat was het dus ook niet. Iets dat ik nergens kan lokaliseren, niet eens íets. Het had geen grip op mij en ik had ook geen grip op 'dat' en tegelijkertijd waren we volledig éen. Uitleggen klinkt al gauw onwerkelijk esoterisch, de ervaring was daarentegen zeer concreet terwijl het nu niet in te pakken is met woorden en beelden. Als zien in het donker, zo beschreef ik het eerder.
Het was alsof dat het enige, maar dan ook alles omvattende was dat doorheen de beweeglijke waanzin doordrenkt van zin was. Is.
Als ik het nader invoel, kan het voelen alsof het mij roept. Alsof het me oproept om mij niet af te laten leiden, niet meegetrokken te worden door golfslagen emoties en gefixeerde gedachten noch het niet-meegetrokken worden an sich vast te zetten. Om van de roep geen verhaal te maken, geen gewichtige roeping, geen verheven lyriek. En ook dát is oké, ook dat is een golf in de kaderloze ruimte die er dwars doorheen alles is.
Het was alsof de ervaring toonde wie ik werkelijk ben. En de grap wil dat dat niet vast te zetten in identiteit is. Intens mens. Mens. Intens.
Terug met mijn beide voeten op de aarde, de dynamiek van de seizoenen belevend, mijn lichaam dat veranderingen ondergaat waar ik niet tegenin kan noch wil bewegen en onder de dirigentschap van de tijd en het geaderde geduld dat mij immer lijkt uit te dagen, is er het aardse verlangen om dat wat ik 'toen' zag als referentie-loze richting voor acties te kiezen. Om iets te stabiliseren wellicht. Dit doen brengt me bij een herijking van autonomie.
Door mij niet te laten (af)leiden door projecties richting een geïdealiseerde ander, is er een beweging om van binnenuit in de richting van existentiële tradities te gaan die textuur bieden aan dagelijkse oefening. Voor nu zijn dat met name meditaties. Gegidst door een innerlijke leerkracht met een dankbaarheid voor de wijsheid die door de eeuwen heen beoefend, gedeeld en doorleefd is en wordt. Wat een schoonheid.
Momenteel voel ik de contouren van mijn lichaam scherper aan, ingebed in de aanwezigheid van onze community, dragende vriendschap waarin verschillen uitdijen. Onze eigen wijze van mens zijn ontdekken brengt me bij het vol omarmen van de intensiteit van de desintegratie vorig jaar en zonder twijfel te gaan voor de waarheden die dit proces toont, voor mij. Een proces dat, ik lach er nu maar even om, vooraleer laat zien wat níet waar is. Ai! Ia! Ja!
Dynamisch.
Beklemmende versnelling
Sprekende trillingen.
"The great tragedy of speed as an answer to the complexities and responsibilities of existence is that very soon we cannot recognize anything or anyone who is not traveling at the same velocity as we are. We see only those moving in the same whirling orbit and only those moving with the same urgency. Soon we begin to suffer a form of amnesia, caused by the blurred vision of velocity itself, where those germane to our humanity are dropped from our minds one by one. We start to lose sight of any colleagues who are moving at a slower pace, and we start to lose sight of the bigger, slower cycles that underlie our work. We especially lose sight of the big, unfolding wave form passing through our lives that is indicative of our central character.
On the personal side, as slaves to speed, we start to lose sight of family members, especially children, or those who are ill or infirm, who are not flying through the world as quickly and determinedly as we are. Just as seriously, we begin to leave behind the parts of our own selves that limp a little, the vulnerabilities that actually give us color and character. We forget that our sanity is dependent on a relationship with longer, more patient cycles extending beyond the urgencies and madness of the office."
The Great Tragedy of Speed, David Whyte
De zinnen lees ik herhaaldelijk, alsof ik met herhaling de zin uitdiep. Het raakt een weten aan dat, middels vertraging, eerder een beleven is.
Ik denk aan hoe ik opgekruld op de schoot van een dierbare lag en met open mond en hoorbaar ademde. Ontspanning werd gaandeweg één met schijnbaar plotse schrokjes van ontladen spanning. De trillingen van mijn benen spraken over 'dingen te doen' en 'woorden te zeggen'. Laat maar gebeuren, klonk een 'stem', fluisterend wellicht, niet puntig te plaatsen in de stroom die we als tijd determineren. Alertheid erodeerde langzaamaan tot wat misschien vrede genoemd kan worden. Een herinnering aan een vanzelf afgestemd innerlijk kompas, dat vrede ontegenzeggelijk ook precies mij treft. Ontladingen van angst, van druk, van zorgen vóór, van vluchten van leegte, van paraatheid. Opwarmende ogen, geladen met een mengsel van ontroering en ruimer voelende rouw, kwamen met een frissere blik, alsof ik de wereld opnieuw voor het eerst zag. Een opening waarin tijd oplost in plaats van het geconstrueerde probleem is.
Pfffieeuw, al schrijvend schieten met sneltreinvaart stilstaande beelden van mijn leven voorbij, van beklemmende versnelling. Alsof de zin van vertraging weer ietsje levendiger voelbaar is, een toewijdend verlangen opwekkend.
Ben ik er wel, ben ik er niet?
Kiekeboe, dít ben ik (niet).
"Dit ingenieuze kleine organisme op deze planeet is wat door het hele spektakel wordt gecreëerd zodat het zich zijn eigen aanwezigheid kan realiseren."
Alan Watts
Is dát het dan? Is dát de hele menselijke show, de reutemeteut, drekkig gezeur, wonderlijk theater, de ups en de downs, de pijnen en het piekende plezier, de overgave, de bejubelde liefde, het ernstige echte, het ongeloofwaardige lichte, het gedonder, gedoe, laat stáán al het onrecht? Zodat we onze eigen aanwezigheid kunnen realiseren? Is dít het dan? Het hele spektakel (een woord dat ik blijkbaar met moeite - emotie - na-typ, alsof ik daarmee iets kostbaars, bijna bibberend uit handen geef) is 'vanzelfsprekend'.
Elders in zijn boek schrijft Watts:
"De ervaring die je nu hebt - die je normaal, alledaags bewustzijn zou kunnen noemen, is het."
Toen ik dit las, begon ik van onder mijn deken (waar ik graag in de avond onder kruip om met gedimd licht nog wat te lezen), te grinniken.
In herinnering kwam een intens meditatief moment waarop ik in sneltreinvaart allerlei beelden van mensen en andere diersoorten in strijd en lijden zag. Het begon te duizelen, "aaarrggghhhh" voelde ik mijn lijf roepen. "Nééé, dát niet, dat echt niet", kermde mijn 'mind'. En het bleef doorstromen en kolken, ik ervoer krampoproepende, veelal vermeden, onderdrukte verbindingen tussen mij en wat ik tot dan toe van onze werelden aan vormen van lijden meende te hebben gezien en gekend tot de draaikolk ineens schrikbarend snel stopte. Het leek bijna ondraagbaar piepend stil. En ineens voelde ik iets subtiels wat ik dan maar als een soort já zou beschrijven, al wist en weet ik niet tegen wie of wat ik dat precies zei zonder woorden, al weet ik niet of het gericht of ongericht was. Alsof het tegen alles en niets tegelijkertijd gezegd en per ommegaande gehoord werd. Bijna ontgoocheld knipperde ik met mijn oogleden. En toen kwam de glimlach oproepende vraag: is dít het? Dít?
Schrijvend erover poog ik deze intense ervaring te bemachtigen. Met woorden dek ik het eigenlijk weer toe, komt er een soort omhulsel omheen. DIT. Alsof ik mezelf weer onder de deken positioneer, het avondlijke uitsluiten van licht toedicht aan 'mijn eigen keuze' en het daaronder technische dimlicht aanzie als 'Verlichting'. Zo eigen ik een wonderlijk spreker als Watts bijna verstikkend toe als vertrouwde vriend, snakkend naar gelijkgestemdheid. Hij weet het, ik weet het! Ha!
Is het een competitie? Heb ik behoefte aan bevestiging?
Valkuilen alom. Is er iets te weten? Zo ja, dan 'weet' iedereen het weldra ik het weet, en vice versa. Dit voelt wel intens verantwoordelijk....
Watts roept het sprekende beeld van het spel 'verstoppertje' op. Kiekeboe. Bijna romantisch aanvoelend stelt hij dat kleine kinderen dit spel meteen snappen, parafraseer ik wellicht wat grofmazig.
'Snap', pun intended.
We representeren onszelf als iets-anders dan onszelf. Maskers is het woord dat we dan vaak gebruiken. Het grappige en ongemakkelijke is dat we (absoluut gezien) eindeloos veel 'anders' zijn, omdat we met alles verbonden zijn. 'Zelf' is diep intiem en verstrekkend, omvattend, verreikend. Dit diep intieme maakt het ook intens 'relatief', als in: betrekkelijk. Dat het ene zich tot het andere betrekt, dat er altijd sprake is van intensiteiten van betrekkingen. Relaties. Vóelbare verschillen.
'Bij jou kan ik echt mezelf zijn', zeggen we misschien. Wat zeggen we dan? Spelen we geen verstoppertje meer? En wie blijft er over als we ons van alle maskers ontdaan hebben? Is er een ondeelbaar klein deeltje?
In precies deze hele context, inclusief alles wat er hier en overal is, vallen 'zelf' en 'ander' weg. Dít is het, nú vallen 'verstoppertje' en 'onthullen' samen.
Misschien komt het woord 'gewoon' op. Dit voelt 'gewoon'. Wonderlijk gewoon. Ik ben er, ik ben er niet.
Ik herinner me dat het woord 'gewoon' genoemd werd in een context (relatie) stampensvol intense gevoelens (betrekkingen) die ik al gauw zou verbijzonderen, waar ik verhalen en verbeeldingen bij had, waarbij ik welig over 'dankbaarheid' zou vertellen. Gewoon?! En weer voelde ik vanbinnen die grinnik. Stilte.
Gewoon knetterbijzonder, duizelingwekkend afwijkend gewoon. Dat 'ik' er ben en dan weer niet. Kiekeboe.
Samen vallen
We waren ook de mist waar we doorheen reden.
"Precies zo staat het bestaan van een individuele persoon in verband met zijn context. [...] Ik zou zelfs kunnen beweren dat als een bepaalde ster ver weg in het universum niet bestond, je anders zou zijn dan wie je nu bent. Ik zou niet kunnen zeggen dat je níet zou bestaan, maar wel dat je anders zou bestaan. De verbindingslijn tussen jou en de ster is zeer, zeer gecompliceerd, en je zou kunnen zeggen dat de verbinding zwak of onbelangrijk is - maar ze is wel belangrijk. Dat je er niet over nadenkt of het niet beseft, betekent niet dat ze niet belangrijk is. Je loopt elke dag op aarde zonder te hoeven peinzen over hoe ze je ondersteunt, maar dat doet ze."
Alan Watts, Weg van het Denken
Miraculeus, dat en hoe alles met elkaar verbonden is.
Onbeschrijfelijk. En ik blijf verwikkeld in de aantrekking het tóch te proberen, schrijven. Zoals de meest prachtige muziek ook juist de stilte hoorbaar maakt (en geluid en stilte intrinsiek verweven zijn in wat wij muziek noemen), zo probeer ik mét woorden te beschrijven wat er tussen woorden 'gebeurt'.
Zoals Watts in hetzelfde boek benadrukt: bestaan is relatie. Woorden krijgen betekenis binnen (een) zin. We raken nooit - of per direct - uitgeschreven, als we op zoek zijn naar de ultieme zin.
Wonderlijk is het hoeveel we níet hoeven te weten en toch, hoe dan ook, volledig verweven zijn in dit grote, gonzende organisme met de nietige naamgeving Leven.
We hoeven zelfs niet te herinneren dat volgens een zekere indeling de zon ook een ster is - en het dan ineens, volgens het ene of het andere wereldbeeld, knetterlogisch of mythisch in te leven is dat we volledig afhankelijk van een verre ster zijn.
Onderwijl ik onze dochter vanochtend naar school bracht, passeren verschillende wereldbeelden en gevoelens.
Het was de eerste keer na een vrij heftig fietsongeluk dat we weer 's ochtends naar school fietsten. We zijn een paar weken geleden flink gevallen, samen.
Gisteravond bereidden we de fiets goed voor en lazen we de weersvoorspellingen. In de ochtend deden we nog een check. Wat is de grondtemperatuur? We hebben een handig en knapgemaakt programma waarin de temperatuur van zowel de wegen dichtbij huis als van de weg waar we eerder op zijn gevallen van wordt aangegeven.
Ik merkte vanochtend dat de spanning in mijn gezicht, rondom mijn ogen (bijna tegen de slaap aan waar ik flink op ben gevallen), samenging met mentaal zoeken. Welke weg zal ik rijden? Heb ik voldoende licht op de fiets met deze dikke mist? Hoe weten we zeker dat er geen ijzel ligt? Mis ik iets?
Oké, dacht ik voordat ik de deur van het veilig-voelende huis op slot deed, we hebben praktisch gedaan wat we kunnen doen, dít is een kwestie van opnieuw ervaren.
We maakten ons klaar om op de fiets te stappen. Gestructureerd nam ik door dat alles in orde was met de fiets en voor 'de start' van de reis. Helmen op, alle riemen vast, lichten aan, versnelling laag, aandrijving ook. Oké, oké, dank mechanisch wereldbeeld. Adem in en uít.
Dikke, zachte kus op de wang van onze dochter en een vrolijke, verbazingopwekkende "Daar gaan we!" Alsof ik met mijn moed ook de fiets zou laten vliegen. Zachtjes brabbelde ik wat over 'oefenen', alsof er ondertussen weer wat wereldbeeld(en) (over maakbaarheid, over fantasie als antwoord op onzekerheid) lichtjes ontspanden.
Al fietsend liet mijn lichaam nog wat schrik via spanningen en traanvocht los. We naderden de bochten waar we gevallen waren, ik reed wat rustiger, zag daarna ineens dat het een heel mooie ochtend was, dat de omgeving mythisch mistig mooi was en ik deelde mijn vreugde over de herwonnen bewegingsvrijheid, mobiliteit.
Ondertussen was de wereld nog zoveel complexer.
Vele vragen over vogels kwamen voorbij. Ik voelde verwondering over haar verwondering, beeld ik me in, over de wereld. We spraken over soorten vogels, hoe ze leven en hoe hun levens verweven zijn met de levens van andere vogels en diersoorten.
Dit ritje ging niet alleen of specifiek over het overwinnen van gebalde spanning na een ongeluk.
We waren ook de mist waar we doorheen reden, onze harten die doorklopten, de stromende vragen, het onderzoeken van mogelijke antwoorden en het vertrouwen van het niet-zeker-weten, de vele bomen langs de weg, de stenen - en de asfaltweg, het tot onze verbeelding sprekende vliegen van vogels, de telefoon in mijn zak die ik later zou gebruiken om kort en hartig te laten weten dat we goed zijn aangekomen, (de band met) de lieve vrienden die ons al wekenlang ondersteunen bij het wegbrengen en ophalen, het ontbijt dat verwerkt werd in een miraculeus levendig lichaam, de fiets, de techniek, de haven achter ons huis, de vele huizen waar we langsreden, het nieuwsbericht dat ik gisteren las en dat als opluchting en verschrikking doorleeft in mijn buik, de stille, krachtige sluizen, een gek wit, plastic ding op de weg waar mijn dochters oog opviel, de nawerking van de zorg die we in het ziekenhuis kregen, mijn bijna geheelde, nu wat schreefjes staande ellenboog, het voelbare geluk bij het ongeluk, de tegenliggers die knikten en zij die elders waren met hun gedachten. En zoveel meer waar ik nooit en te nimmer bewust bij stil sta, kan staan en dat ik uberhaupt nooit weten zal.
We waren de volgens mijn spanningsrijke gezicht precies op tijd opkomende zon. Rara, wie zijn we?
We waren dat allemaal, omdat het miraculeus - en pijnlijk - samenviel, precies waar, wanneer, hoe, wie en wat. Omdat het samenvalt.
De realiteit, ze ziet mij
De realiteit zien zoals ze is. Ik hoor het mezelf herhalen.
De realiteit zien zoals ze is. Ik hoor het mezelf herhalen. Tranen stromen over mijn wangen. Ik voel en zie wíe ik wanneer, op de een of andere wijze, heb afgewezen.
Omdat ze mij op een voor mij op dat moment ondoordringbare, niet doorleefbare realiteit wezen. Hun zijn in mijn zijn werd afgewezen pijn. Ik zag hén niet, moest en zou onvrij zijn van de emotionele waarheid die hun aanwezigheid in mijn uitdijende cirkels van voelen weerspiegelde. Hoe pijnlijk ook, want op dát moment niet ontvangen; een gift. Emotionele waarheid die in elke relationele dans duizend-en-éen kansen krijgt zich(t) te tonen als een geometrisch magnifiek geconstrueerde spiegel.
De energetische lading komt los. En losser. De realiteit is ongeëvenaard mooi en pijnlijk tegelijkertijd. Terwijl weerstand oplost, voel ik waar en hoe pijn en plezier samenkomen, als een 'uitholling' van mijn lichaam vol geabsorbeerde emoties, poses en pogingen.
Bijna gretig, soms als kleine schreeuwtjes van wanhoop zoek ik naar de juiste muziek. Muziek die door me heen trilt, alles er laat zijn, niets meer benadrukt, niets minder toont, in totaliteit ontvangt en laat gaan, van de liefde geen sentiment of bypass maakt en in dankbaarheid radicaal ja zingt met ongemakken, levensgekrakel, of als bijna ondetectbaar gefluister mijn aandacht hyperfocust.
Ja tegen de rouw, het afscheid nemen van de verbeelding, het ja zeggen tegen hoe het ís. Waar woede en overdonderende liefde waanzinnig gelijkaardig in energetische lading kunnen zijn, waar een ondoordringbare donkerte vanochtend het eerste ochtendlicht bereikte en waar ik, shit nog aan toe man, huil tot het voelt dat mijn huid stukje bij beetje uit elkaar valt, erodeert, en ik vleselijk naakt doorvoel hoe intiem leven met dood en liefde met laten verweven zijn.
De muziek stopt, in de stilte kolkt de vaatwasser, de dagdagelijksheid draait even spiritueel voort als voor en na de piek en val van emoties, en er is alle tijd van de wereld, éen grote zonnewende, om te zijn met wat er is. Ik ben nog niet klaar met deze pijn, weet ook niet of er zoiets als een einde aan te raken is. Waar ik ben, is zij. De realiteit.
Welkom, doe alsof je thuis bent.
Bekentenissen
Tot waar ‘ik’ verga
Wat is er toch veel waanzin in deze, onze wereld. Wat voor nachtmerries maken we werkelijkheid door de oneindigheid te limiteren tot overtuigingen die we oorlog en vrede noemen. Uitleven.
Hoe belangrijk is het dat we blijven dromen, dromen over wakker worden. Wakker worden in een wereld die in essentie niets en niemand anders geworden is, nog altijd zintuiglijk magnifiek verstrengeld en transformatief zonder de wil van de mens als ultieme wet. Wakker worden en een wereld dromen die door in - & uitademen alleen al vol van waarden en onuitspreekbare zinnige subtiliteit is.
Hoe wroegend makkelijk is het, zo lijkt het toch, om de verbinding die we zíjn te verblinden.
Hoe pijnlijk de immer voortgaande vraag wie er waarom op welk moment en met welk recht, tot en met welke laatste ademtocht, gelijk heeft. Hoe plezierig toch de stroom aan fascinerende samenwerking die niet alleen mensdieren, maar heel het heelal tot spiegeling terugbrengt.
Kon ik maar met woorden, die mij zo vertrouwd lijken, wegnemen wat aan daden niet in woorden uit te drukken is. Kon ik maar met daden de woorden verstillen die tot het soort ontdaan-zijn leiden waar we kermend uit geboren worden.
Kon ik maar zijn, precies zoals ik ben. In extase, ieder huilend en vereenzaamd hart koesterend door net dat Ene moment, net dat Ene mens
ten diepste lief te hebben
en in het uitdijende heelal
volledig loslaten
'jou' laten vallen
tot waar 'ik' verga
in Leven.
Uit wanhoop geboren
Uit wanhoop geboren levensenergie.
Oud en Nieuw heb ik mogen vieren met onze beste vrienden, als een familie die welhaast gekozen voelt, maar net zo organisch is gegroeid als een kind in de buik van een moedermens. Daarbij werden we omringd door stuk voor stuk liefhebbende, open, ieder unieke, onderzoekende en met elkaar genietende vrienden. Rijkdom kreeg in deze context weer een nieuwe jaarring aan betekenis. Rijkdom als met elkaar zijn zonder het grijpen naar elkaars ervaring alsof het iets zou zijn dat je je kunt toe eigenen of determineren. Openheid op de contactgrens met een ander mens, daar waar bewustzijn vuurt.
Oud en nieuw was een viering van de angstaanjagende tijdelijkheid van het gedeelde leven onderwijl mijn tijdsbesef tot nagenoeg niets evolueerde.
Van moment tot moment terugblikken op wat er was dit jaar voelde telkens als een uitnodiging om in het hier en nu onbevreesd de toekomst te verwelkomen. Als vuurwerk dat prachtig en onvoorstelbaar tegelijkertijd kan zijn.
Het was een duizelingwekkend jaar. Naast de psychose was er ook het fietsongeluk waarbij ik frontaal op mijn gezicht viel. We zijn verhuisd naar een nieuwe stad, maakten de keuze om dichtbij de mensen te zijn die ons volmenselijk vermogen tot ‘houden van’ in onze harten opkloppen. We hebben onze dochter zien opgroeien tot haar alsmaar uitdijende Zelf, elke keer weer verwonderd door de sensitiviteit waar we in haar gezelschap bewust van zijn. En er waren voor mij bijzondere mensen dichtbij en vrij abrupt veraf die allen een tedere plek in mijn hart wisten te raken, nog steeds voelbaar als golvende rouw.
Terug naar de afgelopen dagen, het prille begin van de menselijk geconstrueerde tijd die we 365 dagen lang 2025 noemen. Na het feestelijke samenzijn tijdens de symbolische overgang tussen 31 december en 1 januari volgden er nog dagen vervuld met intieme gesprekken. Een stroom aan wonderlijke afstemming op wat er in ieder van ons leefde, leeft.
Op enig moment deelde mijn liefste levenspartner zijn nieuwste muziekstuk, een neoklassieke compositie. Hij droeg dit stuk op aan zijn levenslange vriend, een voor mij ook dierbaar mens.*
Deze vriend zag afgelopen jaar geen andere keuze dan zelfdoding. Ik schreef er eerder over. Dit kun je lezen in het artikel Als licht is hij gegaan.
Het was prachtig om alle vrienden aandachtig naar de doordringende existentiële verklanking te zien en voelen luisteren, om samen één te zijn in deze muzikaal doorleefde herinnering en ode. Het was prachtig te weten dat dezelfde vriend mijn partner als eerste inspireerde om muziek te maken. Het was ontroerend dat de hart-taal van mijn partner, muziek, zo ontvangen werd. Dat er op deze wijze ook echt naar hem en zijn artistieke, vrije en gevoelige potentieel geluisterd werd, via ieders gespitste zintuigen onze verbinding verdiepend en verlevendigend. En het was alsof we zo het verloren leven van onze vriend opnieuw, via trilling, via de essentie van voelen en van muziek, het leven inluisterden.
Het was ook diep triest om vol emotie en erkenning van tragiek en eenzaamheid zo dichtbij de persoon te zijn die nu alleen nog in ons hart leeft. Om te doorleven hoe bruut zijn einde geweest is en hoe immens zijn lijden moet zijn geweest. Hebben we hem wel écht verstaan? Liet hij echt van zich horen? Verloren we zijn grondtoon?
Ik merkte dat ik veel verdriet voelde. Mijn keelspieren trokken intens, als een zeer lokale, zeer onprettige verzuring, alsof het ingehouden misselijkheid betrof. Vervolgens was ik wat aan het dwalen, mijn blik afwendend van de groep. Maar in een community waarin sensitieve afstemming de primaire taal is, werd mijn wegbewegen gespiegeld. Bovendien voelde ik in mezelf waarden stromen, mijn borststreek prikkelde tot spreken, mijn buik werd zwaar. Ik voelde een fundamentele levenswaarde, de waarden van leven, die alleen met dwingende, knijpende onderdrukking nagenoeg onzichtbaar wordt. Het wat het moment om te delen wat ik voelde en om niet uit verbinding te gaan.
Er volgde een uiterst subtiel verbonden uitwisseling over het verdriet dat er in mij leeft. Leven-schenkend water sijpelde als tranen over mijn wangen. Mijn buik kon het denk - en voelproces weer zonder signalerend ongemak aan de rest van mijn lichaam toevertrouwen.
Wat naar boven kwam, wat indaalde, was de wanhoop die ik als tiener heb gekend en die er in allerlei overlevingsvormen indirect, maar in essentie nooit direct uitgekomen is. Wanhoop kwam er in overlevingspogingen uit in de vorm van eetstoornissen (naar binnen gerichte boosheid uit protest tegen levensbedreigende wanhoop), verslaving (proberen minder of anders te leven dan er in mij ís, de leegte ten alle tijden opvullen), en in de onderdrukte, hemelzijdank vitaliserende woede die soms tijdens de psychose veilig tot uiting kwam. De donkerte die er in de psychose terugkerend en omvattend was, met momenten waarop ik er paniekoproepend overtuigd was dood te gaan.
Tijdens de uitwisseling met twee aandachtig luisterende, voor mij zielskoesterende mannen, en dankzij de muzikale ode aan de overleden vriend, kreeg ik toegang tot de wanhoop. Vrijheid, want het was gedragen overgave aan de donkerte die ik zo vaak heb willen ontvluchten.
Dat ook ik ooit heb gedacht dat zelfdoding een oplossend antwoord op mijn radeloosheid was. Maar het was geen antwoord, het was de expressie van een levensvraag waar ik sprakeloos alleen in leefde en een verlossend uitroepteken voor zocht, wanhopig als ik in afstemming op een wegkijkende omgeving was.
Dat ik ooit dacht, omdat ik mij zo ontregelend en ontgrondend eenzaam voelde, dat zelfdoding een laatste poging zou zijn om mijn aanwezigheid in het leven - en zelfs mijn bestaansrecht - als gemis te doen voelen, misschien te bewijzen bij dierbaren. Hoe diep moet mijn ontreddering zijn geweest?
Ik heb het niet gedaan, ik heb niet gekozen voor zelfdoding als antwoord op ultieme wanhoop. Ik heb wel veel grenzen overschreden in de zorg voor mezelf, onbegeleid in wat goede zorg voor mezelf is en immer zoekend naar manieren om iets van mijn 'zelf' zowel te verhullen als intact proberen te houden, desondanks en dankzij de traumatische gebeurtenissen.
Het gaat er voor mij niet om dat mijn keuze om geen einde aan mijn leven te maken een getuigenis zou zijn van een bijzondere kracht, of dat ik iets overwonnen heb. In de keuze voor zelfdoding kan ook autonomie erkend worden, het kan een welhaast onverdraagzame reflectie zijn van hoe de persoon ervaart wat het leven waard maakt om te leven. Een snakkende zoektocht naar de poëzie van het leven, naar wat waarheid is en wat draaglijk is voor een individu, de constructie van een mensbeeld dat onze diep relationele aard ontaardt. Het kan een protest zijn tegen de waanzin die er in onze werelden is. Of zelfs een overgave aan grove tegenstelling tussen leven en dood. Vanuit dat licht kan ik het niet losplaatsen van het gepaard gaande lijden dat vaak een fundamentele rol speelt in de keuze voor zelfdoding.
Mensen ervaren waardigheid, deze waardigheid ís ervaring, dat wat ons telkens weer belichaamd herinnert aan hoe en wat samenleven is. Hoe dieper deze ervaring ons vervult, hoe intenser de inherente leegte - de rauwheid, de onbepaaldheid, de kwetsbaarheid - ervan voelbaar is.
Ook wanhoop is waardig. Misschien wel de diepste roep om het leven dat we zijn ten einde raad te erkennen.
Tegelijkertijd wil ik mijn eigen levenskracht (en de momenten van zorg die er ook voor mij waren) niet bagatelliseren of onbelicht laten. Als er iets is dat mij geholpen heeft, door de jaren heen, dan is het wel een wijsheid die ik al vroeg heb beleefd, dat al vroeg door me heen bewoog, en ten diepste niet aan mezelf is toe te schrijven: dat 'zelf' een constructie is. Dat 'ik' meer ben dan wat impactvolle of zelfs vluchtige gebeurtenissen aan gedrags - en denkconditioneringen voortbrengen. Dat ik het recht heb te voelen dat het leven dat ik leidde en waarin ik werd begeleid, niet het leven was dat ik als waardig voelde. En dat ik maar bleef zoeken, meer onbewust dan bewust. Zoeken naar de gevoelens die ik geleerd had te onderdrukken en nooit geleerd had lief te hebben als kenmerk van mijn integriteit. Van waarde(n). Dat ik dwars door alle onderdrukking heen bleef zoeken naar radicale acceptatie van de wanhoop en waanzin die ook in het leven zijn, naar de mensen met wie ik in ontmoeting en community een vanzelfsprekende waardigheid zou leven. En in essentie naar het leven dat ikzelf ontegenzeggelijk ben, onvoorwaardelijk.
Een zoektocht die vergaand geworteld was en is in de fysiek doorleefde indruk dat we als mensen fundamenteel niet weten hoe complex het leven is, dat we 'er' maar gewoon zijn en dat daar geen schaamte onderhoudend 'mogen' aan vooraf hoeft te gaan. Vroeg er ooit iemand aan de "big bang" of dat wonderlijke begin van dit mysterieuze leven mócht bestaan? Het enige antwoord op deze verlangensvolle vraag naar orde, contact en geborgenheid is onvermijdelijk diep spiritueel, zo fascinerend als de vragen van theoretische fysici of begeesterde dichters. Het is in essentie een pure ervaring, zoals onze geboorte, die we, geloof ik, nooit en te nimmer in woorden of wetenschap herbeleven.
Ja, ik ben immens blij dat deze levensintuïties dichtbij zijn gebleven en met de jaren verfijnd raakten, dieper inzakten, zelfs tot het stoppen van zoeken aan toe. En ik ben heel verdrietig dat het zo'n zoektocht is geweest, soms zo'n strijd, een strijd waar ook dierbaren onder geleden hebben. En ik ben hemelreikend dankbaar voor de vrienden die samen met mij ‘een wijze van aanwezigheid zijn’ om dan eindelijk, alsof ik metaforisch aan het einde van mijn leven kom, mezelf kan overgeven. En dan tuimel in de bijna verstikkende ervaring van alompresente hopeloosheid. Want ook dát was en is er in mij.
Wanneer onze beleving omwille van tragische, verscheurende en ontheemdende gebeurtenissen doordrenkt is van hopeloosheid, krijgt het woord ‘realiteit’ met alle recht een absolute dimensie. We geven alle hoop op, we zijn precies waar we zijn, op een desolate plek waarin er geen troostende verhalen meer over zijn en relationele verstrengelingen geen tijdelijk vangnet meer vormen. En daar gaat het over de absolute gezondheid van onze ervaring, de graadmeter van integriteit. Het gevoel te leven. Realiteit te zíjn. Hier gaat het over menselijke ervaring en spirituele verbinding als vorm van ultieme bescherming en als expressie van ongelooflijk veerkrachtige levensvatbaarheid. Noem het verlichting; noch een staat noch een inzicht noch iets wat wij hoeven toe te voegen aan het leven. Eigenlijk, gek genoeg, precies waar alle lagen conditionering die zogezegd óver onze ervaring heen ons bewustzijn dimmen, wegvallen.
Hier zijn we los van identificatie, excluderende ideologie of maatschappelijk conventionele manieren om de wanhoop – als ware het de dood zelf - koste wat kost te vermijden. Het is de plek waar we geboren worden als de mens die we altijd al waren, waar het grote mysterie dat we leven noemen alle hoop overtreft die we ooit met ons denken, doen en verbeelden kunnen evenaren, onderwijl we dat – het is ongelooflijk – elke dag toch pogen, allemachtig aan toe. Dag en nacht, met een in onze ogen eeuwigdurende zon als stralende, brandende, veelbelovende getuige, zelfs als wat wij menen te zien ondoordringbare donkerte is.
Moge ieder mens die dit jaar de energetische lading van wanhoop nadert en ergens, misschien ver weg, lijfelijk om redding voelt roepen.....omringd worden door een cirkel, klein of groot, nabij of op afstand verbonden, van niets-eisende, synchroon ademende medewezens.
Wanhoop maar, lieve vriend, dat is wat we óók zijn, en leun dan radicaal in de absolute integriteit van jouw unieke verschijning als schitterend gedimd leven. Niet oneindig, maar open eindig.
Liefs en....
Wees warm welkom de muzikale kunst van Pijke, mijn partner, te luisteren. Je kunt dit doen door op deze link te klikken. We horen graag wat jij erin hoort en voelt. Neem gerust contact op via lotte@alotofcomplexity.com.
Sprekend lichtpunt
Lichamen die elkaar vinden.
De afgelopen weken ontving ik berichten van ouders van kinderen die psychotische episodes hebben (gehad). Of van vrienden, andere familieleden. Ze gaven aan dat het lezen van mijn berichten hen begrip en steun bood. Fijn. Ontroerend ook.
Tegelijkertijd merkte ik kritische vragen in mezelf op. Het plaatsen van de posts ging samen met een oudvertrouwde neiging om op zoek te gaan naar goedkeuring. Ook merkte ik op dat ik me soms bezighield met de constructie van een identiteit, met verhaal maken, met soms een staat of een inzicht benadrukken en minder een proces waarvan het einde open is te laten ontvouwen.
Vervolgens vroeg ik me af of het idee van een stigma doorbreken (vrij letterlijk) zelf-onderhoudend was. Maatschappelijk heeft het waarde processen van stigmatisering bespreekbaar te maken. Vanuit ervaringsperspectief herken ik geen stigmatisering, eerder een voortgaande stroom aan gevoelens, gedachten, sensaties en meer, geen te herleiden tot éen zelf. Ook de ervaring van psychose maakt niet wie ik ben.
Zo denkend kwam er een mix van verdriet en verlangen op. Een verlangen naar een wijze van leven dat volledig samenvalt met ervaren. Hoe zou ik dan schrijven? Is dit überhaupt iets om naar te stréven?
Het verdriet kwam met herinneringen. Gedachten aan vriendschap en aan verlies. En een herinnering, een herlijving, van een existentieel proces waarin hoe het is om mij te zijn centraal staat, niet wie of wat ik representeer.
Het verdriet zocht ontlading. Ik voelde het bijna drukken tegen mijn huid. Ik kreeg het warm, mijn huid was geprikkeld, ademhaling voelde drukkend, even leek het alsof de huidproblemen die ik eerder dit jaar had weer terugkwamen.
Deels vond verdriet expressie tijdens een wandeling op de pier die zich achter ons huis bevindt. De mist weerspiegelde mijn binnenleven. Ik vertraagde, stond een tijd met mijn ogen dicht stil, herkende mijn ervaring in de roep van de meeuwen.
Toen ik merkte dat er ook iets in verbinding met een ander doorleefd wilde worden, heb ik het in gesprek gedeeld met twee vrienden. Verlangen en verdriet waren tegelijkertijd aanwezig en ik merkte hoe mijn lichaam tot rust kwam en er een soort lichtheid in me oprees.
Gisterochtend was er een sprekend lichtpunt. Na vier weken herstel van een ellenboogbreuk kon ik onze dochter weer optillen. Het voelde alsof onze lichamen elkaar weer stevig vonden en ik werd een gemis gewaar waar we alle tijd niet heel bewust bij stilstonden. Grootkleingeluk.
Voor 2025 heb ik weinig concrete plannen. Het voelt meer als een onderzoek. In hoe ik leef, verbind, creëer en aanwezig ben. Samen.
Ik wens jou en alle dierbaren meer dan goeds; grootkleingeluk,
Lotte
Ons vasthouden
Bewustzijn, overgave.
Ik kreeg de vraag wat ik geleerd heb uit mijn ervaring met psychose. Een vraag waar ik nog op kauw, een proces dat (misschien wel altijd) gaande is. Een poging:
Het belang van community. We gingen sámen door dit proces. Vrienden wisselden hun aanwezigheid af, zo was ik grotendeels van de tijd verbonden met een dierbare. Familie snelde toe om in de buurt te zijn. Er was onderling veel contact en steun. En terwijl communiceren op een gebruikelijke wijze met mij onderbroken was, was er toch verbinding. Via de afhankelijkheid, via oogcontact, kleine momenten van afstemming, fysieke steun, via zorgverleners, beschermende begrenzing, zorg voor onze dochter en gaandeweg herkenning van emotionele symboliek en momenten van humor. Het was een gezamenlijk leerproces om ook in verwarring af te stemmen op hoe het is om (met elkaar) te zijn. Het was een gezamenlijk proces van hulp vragen en vertrouwen.
Verder ervoer ik tijdens mijn psychose, gedurende momenten van helderheid, dat dwars door alle ontregeling heen, bewustzijn een anker is. Dat bewustzijn óók de ervaring van gedragenheid is, zelfs in een ervaring die op momenten uiterst eenzaam voelt. Een oog in de storm. Stilte. Zien in het donker.
In momenten van helderheid heb ik ervaren wat overgave is. Ik begreep niet wat er allemaal gebeurde, ervoer machteloosheid en gaf me over aan niet-begrijpen. Tussen de intense emoties (inclusief verzet) door is dit bijgebleven. Bewustzijn, overgave. Ook zo werd eenzaamheid een ervaring van eenheid.
Het proces heeft verwondering opgeroepen. Ik bewoog van euforie naar terreurgevoelens en weer terug. Mijn gedrag was zeer ongewoon, de ervaring ongebreideld, als oneindig. 'Intens' is een understatement. Het spectrum van ervaren bleek breder, de spiraal van menselijk ervaren bleek dieper. Ik zag hoe een mens, ik, van alles aangrijpt om ordening te herkennen. En hoe gelaagd betekenisgeving is. We zijn een en al verband, associatie. Sindsdien ervaar ik een grote(re) openheid én intimiteit. De ervaring laat zien dat we als mensen zo enorm, meer dan ik geconditioneerd was te geloven, verweven zijn in ons proces van zingeving. Al het leven is ook in ons. Ver uitstrekkend en uiterst subtiel.
Na de psychose echode vanbinnen 'Ach, meissie'. Ik zag hoe de extremiteit van de ervaring verwikkeld was met innerlijke conflicten. Ik voelde dieper hoe het is om mij te zijn. Hoe het proces is (geweest) voor dierbaren. Hoe onderdrukking werkt. Hoe compassie voelt.
Ook heb ik grenzen ervaren. Ik heb voorafgaand aan de psychose stress ervaren. Fysiek, emotioneel. Het leerproces gaat dus ook over hoe te leven en zorg te dragen. Wat is wijs, wat níet. Ironisch genoeg brengt dit realiteitszin. Ik voel grenzen, communiceer dit in gedrag, keuzes en soms woorden. Dit brengt meer eenvoud. Het is (als) oefenen.
Het is geen proces dat ik graag nog eens doorga. De kwetsbaarheid en heftigheid (voor mij en anderen) staat hierbij voorop. Misschien heb ik meer ontleerd dan geleerd. Daarbij weet ik niet wat de toekomst brengt:
Laten we ons vasthouden.
Ontmoetingen met oneindigheid
Misschien is stilte de verteller.
“It seemed to be a necessary ritual that he should prepare himself for sleep by meditating under the solemnity of the night sky... a mysterious transaction between the infinity of the soul and the infinity of the universe.”
Victor Hugo
Favoriete herinneringen uit mijn jeugd zijn de nachten die ik op ons terras doorbracht. Onder de fameuze sterren. Ik herinner me éen keer waarop ik meegevoerd werd door de weidsheid en de diepste donkerte van de sterrenhemel. Misschien was ik 11 of 12. Mijn lichaam werd in die tijd levendiger en levendiger, ik absorbeerde de beleving daar op het terras. Het was een spiritueel intense ervaring. Ontroering kreeg de boventoon in een onmeetbare innerlijke stilte, die mij ook kortdurend, maar heftig angst inboezemde. Ik weet nog dat ik er woorden aan wilde geven, de ervaring wilde delen met vriendinnen, met mijn zussen, maar dat ik geen idee had hóe.
De indruk van de ervaring heeft altijd met me mee gereisd, bewust of onbewust. De expansie van mijn abstract denkvermogen, de verlevendigende intimiteit van mijn ontwikkelende lichaam en de relaties in mijn leven en de oneindigheid van het universum vielen samen.
Bijna twee jaar geleden wenkte een dierbaar medemens, of ik mee naar buiten ging, de sterren aanschouwen. Ik stond op het punt om bewust te worden van een stroom aan uitdijende liefde, we stonden aan het begin van een existentiële reis waarvan het einde ongemakkelijk ópen was en in deze hoedanigheid keken we tegelijkertijd naar een hemel waarvan we de uiterste contouren nooit zouden waarnemen.
Even keek ik opzij, keken we echt naar hetzelfde? Ik wist wederom niets te zeggen, voelde mijn bekkenbodem.
De indruk van de ervaring bleef. Hier werd alles gezegd dat gezegd moest worden en het maakte niet uit aan wie of wat het gericht zou zijn.
Een jaar geleden ongeveer, tijdens deze intensieve existentiële zoektocht, sliep ik wederom op een terras. Ik vond het initieel heerlijk om daar te liggen, voelde me vertrouwd nietig en tegelijkertijd omarmd door alles om me heen. Geen bed fijner dan deze openheid op een comfortabel ondoordringbaar voelend beton.
We lagen te keten daar op het terras, een door de open hemel gestimuleerde Monty Python achtige humor werd vervolgens vanzelfsprekend deel van een openhartig gesprek over seksuele intimiteit. Maar toen gedurfde vragen aan mij gericht werden, voelde de nietigheid steeds ongemakkelijker en de weidsheid om me heen bedreigend groot. Ik wist niets te zeggen, bemerkte ook een sterke grens. Even voelde het alsof ik faalde.
De indruk van de ervaring bleef. Het was alsof woorden sowieso te kort zouden schieten als antwoord op de vragen over intimiteit. Later berustte ik in het gevoel dat dat klopt, dat waar het over ging in dat gesprek voor mij geen resonantie in woorden kon vinden. Waar was mijn kosmische lach?
Telkens was hier een ontmoeting met oneindigheid. In de weidsheid, in de liefde, in betekenisgeving. Momenten waarop ik mezelf niet meer aan het aanschouwen was, waarop ‘zelf’ verdween in een onbenoembare uitdijende uitgestrektheid. Iets waar ik met geen wil of wet woordelijke noch zintuiglijke ordening in kon vinden.
Afgelopen jaar, een jaar waarin gevoelsmatig verlies van liefde – nee: rouw als uiting van liefde – door mij heen bewoog, was er ook zo’n indrukwekkende ontmoeting met oneindigheid. In een intens spirituele ervaring was er een bewustwording waar ik nog niet klaar voor was om dit met een zekere rust en aarding te verweven met mijn ‘gewone’, nietige zijn. Mijn denken en voelen werden ongebruikelijk opgeschud. Wat betekent leven vanuit dit ongeankerde, in essentie perspectiefloze perspectief?
Een onbegrijpelijke ervaring. Leven is.
Misschien vind ik er nooit de precieze woorden voor. Misschien is er kunst, geloof en schoonheid in de wetenschappen om er een communiceerbare glimp van te ervaren. Wat mij gerust stelt, is te weten dat oneindigheid toont dat er alleen een beginnersgeest is. In elk proces, zo ook de liefde, die viering van intimiteit.
Misschien is stilte de verteller. Grinnik.
“If the doors of perception were cleansed everything would appear to man as it is, infinite.”
William Blake
Onszelf: zelfbedding
Zelfafwijzing is een vorm van innerlijke, vaak ook verinnerlijkte onderdrukking.
Al op jonge leeftijd kan zelfafwijzing een gewoonte worden. Zelfafwijzing is een vorm van innerlijke, vaak ook verinnerlijkte onderdrukking. We onderdrukken aspecten van onze manieren van menszijn uit angst voor sociale uitstoting. We geven dan vaak iets van onszelf op, of leren het streng te veroordelen, om deel van de groep uit te blijven maken.
De zorg van de groep is voor een jong kind van levensbelang. De kwetsbaarheid van het kind wordt omringd door machtsstructuren die tegelijkertijd ook de bedding voor het opgroeien zijn: gewoontes, normen, conditioneringen. Een kind kan al vroeg schaamte beleven. De vraag is of de bedding biedende groep het kind (dan) uitnodigt tot het experimenten met haar manieren van menszijn opdat de schaamte niet ontwikkeld tot minderwaardigheid en het geweten niet ingekleed wordt door de belangen (en de ideologie) van (ge)machtigden in de groep. Zijn de gewoontes een uitnodiging tot vrije verbinding?
Zelfafwijzing kan ook geconceptualiseerd worden als deel van een rijpend geweten waarmee bepaalde impulsen worden afgeremd. Negatie van uitgeleefde agressie zouden we wellicht als lovenswaardig beschrijven. Of als emotioneel volwassen.
Dit (impliciet) loven en cultiveren van deze vorm van zelfafwijzing, een vorm van inhibitie (remming), is een precair gebied waarin bewustzijn van verregaande culturele conditioneringen nodig is om vrijheid van individualiteit in verbinding te borgen.
Onze culturen gaan onze geboorte vooraf en voorbij in het aanleren van ideeën, rituelen en gewoontes waaruit het geconstrueerde onderscheid tussen goed en kwaad blijkt. Deze ideeën kunnen ons doen, denken, voelen en creëren beperken en ze houden bestaande machtsstructuren vaak ook in stand.
We leren al vroeg aan dat het uitleven van agressie niet oké is, maar we lijven de energie mogelijk niet in. Zo kan dit een vorm van zelfafwijzing worden dat lijkt te getuigen van een ontwikkeld of zorgzaam geweten, maar onder de emotionele oppervlakte samengaat met verinnerlijkte agressie. Agressie gericht op sommige processen van het zelf. Er ontstaan schaduwkanten. Deze schaduwkant zien we niet (meer) en dan lopen we via zelfafwijzing de kans om onze eigen levensenergie (in de vorm van bijvoorbeeld agressie) op een ander te projecteren, die we vervolgens waarschijnlijk ook afwijzen. De agressie is niet zozeer ingelijfd en doorleefd in waarneming als wel via een omweg op een ander gericht. Er is dan een kans dat we niet hebben geleerd welke uitingsvormen onze eigen agressie allemaal kan hebben, we herkennen het niet in onze geconditioneerde manieren van menszijn.
Het kan ook zijn dat we bij afwijzing van onze eigen agressie niet leren (aanvoelen) hoe grenzen te stellen en communiceren. De ervaring van agressie in ons lijf kan communiceren dat er een grens overgegaan wordt. De vraag is of de bedding biedende groep een kind de ruimte biedt om de levensenergie en gepaard gaande perceptie van agressie te doorvoelen, uiten en belichamen vanuit eigenaarschap. Speelt de groep met het kind, haar uitdagend om zichzelf in al haar levensenergie te uiten, leren kennen en vormen onderwijl het haar met aanwezigheid en sensitiviteit begeleidt door een veelzijdige wereld?
Pas wanneer we het emotionele en existentiële landschap waarin het kind zich beweegt vrij én aanwezig (verbonden) exploreren, kan een kind uitproberen hoe het is om zichzelf te zijn. Wat we een 'zelf' noemen blijkt dan veelal veelzijdig en beweeglijk, relationeel en complex. Het blijkt méér beweeglijk dan de ideeën - gedachten - die we hier vaak over bezigen, die we hebben aangeleerd en die we vanuit verinnerlijking ook uitleven.
Binnen verbonden vrijheid kan blijken dat wie je dácht te zijn niet is wie je (aan het worden) bent. 'Zelf' wordt dan meer en meer een (soms heel handig) construct dat aanleiding geeft om te ontdekken welke limiterende overtuigingen aangeleerd zijn. En om daar misschien eens, binnen verbinding, tegenin te bewegen of juist ongeremd uiting aan te geven. Om zodoende 'het andere' of 'het onderdrukte' in jezelf te herkennen, je menszijn hiermee uit te proberen en verder expressie te leren geven aan wie je (aan het worden) bent. Wanneer we dit doen, creëren we een cultuur waarin diversiteit en verbondenheid elkaar verrijken en expanderen. We vertrekken vanuit verwevenheid als principe van leven en beleven vanuit deze belichaamde verbinding hoe het is om ‘onszelf’ te zijn.
Ben je een ‘dachter’?
Begrijpen is een vorm van houvast in een leven vol complexiteit, verandering en onzekerheid.
'Wat is een overtuiging? Dat is denken dat tot stilstand is gekomen.'
Milan Kundera
Tot stilstand gekomen denken. Dat klinkt even zalig als zorgwekkend. Zalig omdat het kan gaan over een toestand van mentale rust, vrede wellicht. Zorgwekkend omdat gemis aan denken kan betekenen dat de nuance, begrip en dialoog ver weg zijn.
Misschien is tot stilstand gekomen denken hetzelfde als wat David Bohm 'gedachten' noemt. Een herhaling van patronen, het verleden dat het heden vult met al bewandelde en veelal versleten paden. Hier stuiten we ook op overtuigingen. Overtuigingen zijn niet zelden stoffig.
Helder, fris denken vaart wel bij het tot stilstand komen van gedachten. Dit tot stilstand komen, of laten we het 'verstillen' noemen, kan ondersteund worden door vormen van meditatie. Door zulke oefeningen raken we minder geïdentificeerd met gedachten, overtuigingen kleven minder. We oefenen het onderhouden van een mentale ruimte waarin denken vrijer, speelser, scherper, associatiever of juist meer overwogen vorm krijgt.
Helder, fris denken wordt ook ondersteund door eigen geloofssystemen te toetsen en uit te dagen. Dit kan bijvoorbeeld door contact te hebben met personen met andersoortige overtuigingen en denkwijzen, door je open te stellen voor hun belevings - en betekeniswereld.
Kun je tijdelijk als de ander denken, anders-denken?
Soms breekt helder en fris denken bij onszelf door nadat we onszelf, gekozen of niet, in een situatie hebben bevonden die nieuw of ontregelend is geweest. Even raakten we onze aannames kwijt, spitsten de zintuigen opnieuw en worden we ten tijde en nadien geprikkeld om zin te zien en geven aan de opgedane ervaring.
Al een geruime tijd lees ik vaak teksten of hoor ik uitspraken waarin ons denken tegenover het voelen of tegenover de innerlijke stilte wordt geplaatst. Geïnspireerd door spirituele stromingen waarin mindfulness wordt voorgedragen, wordt de nadruk gelegd op een 'nu' waarin er geen rusteloos denken aanwezig is en we niet belast worden met lijden dat gepaard gaat met denken over het verleden of de toekomst.
Ook ik heb me in tijden intensief verdiept in deze stromingen en ik heb baat bij sommige oefeningen.
Zo heb ik een neiging om veel nadruk te leggen op begrip(svorming). Begrijpen is een vorm van houvast in een leven vol complexiteit, verandering en onzekerheid.
Ik ontleen ook veel plezier aan begrijpen: het exploreren van een cognitief landschap is diep vervullend. Met de tijd zijn rationaliseren en intellectualiseren soms echter verdedigingsmechanismen geworden waarmee ik dezelfde openheid die de grondslag voor het begrijpen vormt, inperkte. Het begrijpen werd een vorm van grijpen, denken werd 'dachten' en overtuigingen stolden in mijn leefwereld. Oefenen met mindfulness, het losserkomen van de gedachtenfixatie, was en is bewustzijnsverruimend.
Een recente ervaring van psychologische desintegratie, waarin de wereld tijdelijk onbegrijpelijk voor mij was, heeft me verder doen beseffen hoe sterk onze mentale leefwereld bestaat uit constructies. Deze constructies vormen al gauw overtuigingen die een dieper soort begrip, het denken, in de weg staan.
Overtuigingen laten vaak uit zicht dat het leven nog steeds een mysterie is, ondermijnen de kracht van de herkenning van het niet-weten en vullen bewustzijn en onze relaties met projecties en oordelen.
Tijdens de desintegratie ervoer ik echter ook hoe heftig het is als je even helemaal geen structurerende gedachtewereld meer ervaart. Mijn geest deed dan ook verwoede pogingen om alsnog een voorspelbare wereld waar te nemen.
Uit de ervaring weet ik dat we soms gedachteneilanden nodig hebben om niet te verdrinken in de oceaan vol golven aan associaties die ons bewustzijn potentieel rijk is. Deze eilanden kunnen ook gevormd worden door sociale verbinding. Toen ik zelf even niet meer kon structureren en construeren werd ik opgevangen door dierbaren om mij heen. Dit vangnet, deze betekenisweb om en door mij heen, deed het denkwerk dat ik tijdelijk niet kon doen.
De ervaring zelf blijft ten diepste onbegrijpelijk, zoals het leven dat uiteindelijk ook is. Door de goede zorg kan ik terugkijken op de ervaring en het onbegrijpelijke een plek in mijn begrip bieden. Ik kan ook meer vanuit sociaal vertrouwen leven en minder op mijn gedachten leunen als vorm van controle. Mijn geloofssysteem is er wat door veranderd. Dit proces wordt ondersteund door pogingen tot kritisch denken over wat er is gebeurd. Denken heeft hierin een scheppende rol. Regelmatig stuit ik dan weer op gedachten, oude wijze van denken die ik soms bevraag en soms hanteer als eiland in een oceaan aan betekenis, of eenvoudigweg een 'verband' dat nieuwe inzichten verweeft met reeds bestaande.
Het is mooi om jezelf uit te dagen frisser te denken. Het is waardevol om je rusteloze gedachten tot stilstand te brengen. 'Daartussen' is het prettig een bepaalde mate van voorspelbaarheid, overtuigingen, constructies en gedachten, te bezigen zonder dat helemaal in vraag te stellen. Deze ervaring van voorspelbaarheid, het niet in vraag stellen van ons eigen bestaan, verinnerlijken we idealiter, is mijn overtuiging, als jong kind door te bouwen op een attente sociale omgeving. We geloven in onszelf en elkaar als basis, we zijn van en vol waarde(n).
Onze geloofssystemen kunnen veranderen, maar als we ze heel sterk onder druk zetten, dan is er mogelijk geen sprake van transformatie, maar van een negatieve desintegratie, een zogezegd totaal verlies van betekenis en samenhang. Als dat gebeurt, kunnen we ons proces van betekenisgeving ook niet meer delen (dat is beangstigend onverbonden) en voelen we ons waarschijnlijk ook zeer bedreigd (het kan voelen alsof we onszelf helemaal verliezen, als een soort doodgaan).
Wat hebben we nodig om zowel open te staan voor fris-denken als een basis ervaring van voorspelbaarheid te kennen? Wat is het midden tussen vernieuwing en behoud, tussen entropie en onze organiserende weerstand hiertegen? Kan ik in het mysterie zwemmen?
Deze vragen fascineren mij, mede omdat we samenlevend te maken hebben met veel verschillende vormen van dachten en denken. We hebben verschillende wereldbeelden en kennen andere vormen van zingeving. Daarbinnen kennen we andere waarden en andere waardencombinaties. Samenleven vraagt dus ook het samenwerken tussen deze waardencombinaties en dat is op z'n zachts gezegd vaak uitdagend. We zien in de wereld hoe intens overtuigingen kunnen schuren.
Deze tijd focus ik mij op begripsvorming van de processen waarmee we ons eigen en andermans 'dachten' en denken kunnen herkennen, verdiepen, soms ontleden, met elkaar verbinden en samen laten werken.
Denken en voelen zijn geen tegenovergestelde, ze zijn diep verbonden. Met denken creëren we voelen, voelen stimuleert de vorming van gedachten. Voelen kán ons tot denken nopen wanneer we de emoties ontladen en de gedachten wederom tot voelen, associaties en zintuiglijke waarneming ontleden: dan denken we fris.
Innerlijke stilte is vruchtbare inspiratie voor een intensieve dialoog. Overtuigingen zijn er en aandacht is nodig om ze te begrijpen en ons eigen denken mee te verrijken, aan te scherpen en uit te diepen. Openstaan voor elkaars overtuigingen kan soms onoverbrugbaar ingewikkeld voelen - dan lijkt de belevings - en betekeniswereld van de ander onbegrijpelijk. Uit ervaring weet ik dat verbinding ook dan (mogelijk) is.
Ik geloof dat we verbondenheid als principe van leven nodig hebben (als een soort existentiële verankering) om van daaruit elkaar uit te nodigen tot vrijer denken. Een wijze van vrijer denken waarin taal ook fijnzinnige tast is en taal geen gedachten dicteert of dwingend, subtiel of niet, oplegt.
'A great many people think they are thinking when they are merely
rearranging their prejudices.'
David Bohm
Identificeer jij jezelf als een denker? En wanneer ben je een 'dachter'?
Met de kennis van Nul
Met dit spel hopen we haar beleefwereld op te tillen.
'Weten baby's helemaal niets, weten baby's nul?'
We spreken over de kennis die in het lichaam aanwezig is. Over voelen. En dat er verschillende vormen van weten zijn.
'Maar weet een baby dan wat een bloem is?'
We spreken over een bloem zien, ruiken, voelen. En over het concept, het woord bloem. En over hoe verwoording en zíen (perceptie) vaak samengaan.
'Wat is bloem in het Engels?'
We komen te spreken over klanken die de baby in de buik hoort. Dat de mama, papa, opa of oma - of andere kinderen, vult ze aan - bijvoorbeeld Nederlands spreken en dat de baby dan in de buik al Nederlandse klanken meekrijgt. Of Spaanse. Of Engelse, vult ze wederom aan.
Ze stelt fundamentele vragen. Hier wordt een wereldbeeld gebouwd. Ik sprokkel kennis bij eén om mee te bouwen. Het meebouwen zelf is een fijne ervaring van betrokken verbondenheid. Tegelijkertijd hoop ik brokstukjes kennis mee te geven die van het bouwwerk een verweven web maken.
'Het leven is geen nulsomspel: door middel van symbiose hebben soorten gezamenlijk ecosystemen gecreëerd waarin het geheel veel groter is dan de som der delen.'
Jeremy Lent
Gisteren spraken we over het getal nul. Ze vroeg zich af of dit getal eigenlijk wel 'meetelt'. Zo was ze al filosoferend bezig met de bijzondere eigenschappen van dit symbool. Één vraag naar 'niets' impliceert een vanalles-betrekkende interesse naar de wijze waarop we betekenisgeven. Nul is een startpunt om het over wiskunde, natuurkunde, geneeskunde, informatica of toekomstvoorspellingen te hebben.
Haar vraag over de kennis van baby's raakt ten diepste wie we menen te zijn als mens en welke principes van leven we honoreren in hoe we met elkaar en met de wijdere wereld omgaan. Het is nu misschien onvoorstelbaar, maar eens dachten we dat baby's geen pijn kenden.
Het voelt nog wat vroeg om over intergenerationeel leren of celgeheugen te beginnen. Wow, dat zelfs - of bij uitstek - cellen hun eigen manieren hebben om patronen te herkennen (https://www.nature.com/articles/s41467-024-53922-x). Ik heb nog geen pakkende metafoor paraat, maar belangrijker nog: haar 'prompt', haar relevante vragen, volgen nog wel. Wanneer we een open ruimte voor een duizendtal vragen creëren, chatten we samen een eind op weg, de uiterste en meest intieme regionen van het heelal in.
Over een tijdje laat ik eens heel andere talen horen. We ontdekken wel hoe dat weerklinkt in haar opbloeiende denken. Met dit spel hopen we haar beleefwereld op te tillen, zodat ze net voorbij onze kruin een toekomst kan zien die ons omwille van onze eigen conditioneringen nu eenmaal ontgaat. We gaan verder dan de nulmeting.
Weef een horizon
Een ineenstorting doorkomen vraagt de verbondenheid die het leven eigen is.
De zon kwam langzaam op, bracht een nieuwe dag belicht door oud licht. Ik stond meteen aan, mijn telefoon ook. Vlak voor de meditatie las ik de eerste nieuwsberichten en de Amerikaanse verkiezingsuitslag leek me al beslist.
Tijdens de meditatie viel ik bijna in slaap. Was het symptomatisch?
We leven in een wereld vol grote existentiële dreigingen. Dominante culturele systemen lopen tegen hun failliet aan. De ineenstorting van ecosystemen gaat hand-in-hand met de ineenstorting van economische en politieke systemen. Frequent ontpoppen er initiatieven om andere vormen van samenleven uit te proberen, maar er leeft ook een hang naar een geprojecteerd verleden. Er leven verschillende vormen van zingeving op, verhalen en toekomstbeelden waarmee alle gevoelde en geleefde onzekerheid toch binnen een groep bedding vindt.
Ik ging recent door een hevige desintegratie. Het was zo hevig, dat ik er tussendoor, eventjes, scherp getuige van was wat het ego doet om een ineenstorting koste wat kost te voorkomen. Als het moet vindt het overleving in wanen. Iets in mij had in de gaten dat ik vooral verward was en ik gooide mijn handen uit machteloosheid omhoog. Een gebaar waarmee ik de begeleiding van anderen accepteerde. Zij weefden een web van relaties om mij heen. Wat ik niet voor mezelf noch voor mijn dierbaarste dierbaren kon zijn, waren zij. Zo kon ik relatief veilig door deze ineenstorting komen, als een klein kind toevertrouwd aan haar stam.
Van jongs af aan voel ik verbondenheid aan als principe van leven.
Gaandeweg raakte ik deels afgesneden van deze verbondenheid.
Hechtingsconflicten, culturele narratieven waarin het individu en diens doen en doelen centraal staan, gemis aan stam en rituelen, mijn eigen vormen van anders-zijn en wat dat met mij heeft gedaan: het droeg allemaal bij aan een beperkt levensbeeld. Ik leerde hoe mijn zelfbeeld – de gouden ticket voor aanpassing en acceptatie, status en erkenning - te laten overleven. Zo bezigde ik een idee over mens-zijn waarbij ik ‘de mens’ neeg te reduceren tot het zelfbeeld dat mij vertrouwd was, dat ik verdedigde.
Mijn zelfbeeld lag tijdens de recente desintegratie in diggelen. Ik had niet meer de cognitieve vermogens om de wereld te voorspellen. Om te construeren. De verhalenverteller in mij was zoek en ‘ik’ ontglipte mijn bewustzijn. ‘Ik’ was datgene wat mijzelf ontging, wat alleen in de relatie bestond en waar ik vol op diende te vertrouwen, ook toen ik impulsief tegen anderen in wilde bewegen en psychologische schaduwen hun weg naar het daglicht vonden.
Na dit proces ervoer ik ten diepste niemand-te-zijn. Ik ervoer een intensieve stilte na een intense storm. Wie ben ik nu? En hoe wil ik nu leven? Ben ik dezelfde als de persoon vóór de desintegratie?
Wat is het ‘zelf’? Tot waar reikt het 'zelf'? Welke verbindingen staat een geconditioneerde nadruk op het zogeheten zelf toe om te herkennen en erkennen?
Thich Nhat Hanh leerde ons dat we inter-zijn. Hij kon met grote eenvoud deze omvattende complexiteit tonen. Over het boek dat uit bomen bestaat, de bomen die de lucht zijn. Het ‘zelf’, als alles verbonden is, valt uit een in ontelbare delen en geen daarvan is te benoemen als het opperdeel, want ook dat deel bestaat weer uit vele delen. En bovendien gaan al die delen in elkaar op, zijn ze volledig met elkaar verweven.
We leven in een groot web vol betekenis en verbinding, onbegrijpelijk complex.
Ik leer over hoe mijn persoonlijke leed, lasten en lusten, verweven zijn met collectief leed en collectief doorwerkende machtsstructuren. Ook na de recente desintegratie, na het heftige, tijdelijke verlies van verhalen waarmee ik mijn wereld kleiner hield en met de verdieping van sommige sociale verbindingen, bestudeer ik weer complexiteit in en om me heen. Hopeloos falend, er is altijd meer, maar het helpt om dichterbij een kinderlijk innerlijk weten te komen.
Verbondenheid is het principe van leven. De gevoelens van vandaag stimuleren me om meer verhalen te vertellen die deze verbondenheid tonen. Dan gaat het niet om onontkoombaar goede of slechte eindes of een alles bepalende moraal. Het gaat wel ten diepste over onze zingeving. Het gaat om verhalen waaruit gevoel blijkt, het intieme ijkpunt van verbondenheid. Verhalen waaruit verder reikende verbinding en veelzeggende details blijken, de referentie voor scherper nadenken. Verhalen waarin we worden geprikkeld om onze context binnen contexten te plaatsen, ons handelen als directe impact aan te voelen en onze onzekerheid als een gegeven dat we met elkaar delen. Verhalen waaruit een levendige en conceptueel beweeglijke intelligentie blijkt, waarin woorden spreken tot warmte en een open, onderzoekende, differentiërende vorm van waarheidsbevinding. Verhalen die ons bemoedigen om onze eigen verhalen te vertellen, om deze toe te voegen aan een wereld en haar in diversiteit te spiegelen en te laten groeien. Deze verhalen probeer ik te vertellen.
En als ik geen verhaal meer kan vertellen, als dit niet meer kan omdat de context iets anders nodig heeft, dan hoop ik op dat moment draagkrachtig genoeg te zijn om zonder woorden precies dat te doen wat er nodig is. Afgestemd handelen.
Meer dan eerder besef ik me hoe precair ons bewustzijn – de contactgrens met al het andere leven - is. Dan ben ik dankbaar dat ik ook vandaag weer verhalen kan vertellen. Met de zon als kampvuur, met geliefden, lezers en andere levensgezellen nabij.
Een ineenstorting doorkomen vraagt aanwezigheid, zorg, liefde, overgave, betrokkenheid, scherpte in denken en handelen, realiteitszin, moed. Relaties. Hechting. De verbondenheid die het leven eigen is.
Weef, weef, weef. Weef een horizon.
Slierten haar
Leven ontvouwt zich ook op deze kleine schaal, laat dat weten vrij in me rond blijven gaan.
“Wil je me nog even kriebelen? Zo met je haar?”
Ik ga op mijn knieën naast haar bed zitten, buig me vertraagd naar haar toe, beweeg iets omhoog met mijn hoofd en hang mijn haren over haar voorhoofd, wangen, nek. Dan stem ik me af op de ‘lullabies’ die op de achtergrond klinken. Terwijl mijn ademhaling vertraagd, voel ik in de handeling een eenheid met de muziek.
Ontroering. Dit hier is een uitdrukking van haar vrijheid. Ze maakt haar soevereine verlangen kenbaar, haar eigen wijze om mens te zijn. Ik kan ‘nee’ of ‘ja’ doen en geniet evenredig van mijn mogelijkheid om haar eigen-lichaam-zijn hierin eerlijk te ontmoeten.
Dit is een teder beeld van menszijn dat ik niet kwijt wil raken.
In deze ontmoeting worden we samen weer geboren. Zoals telkens wanneer mijn aanwezigheid kansen voor haar schept om de wereld te ontdekken en haar vrijheid te oefenen. En dan hoop ik dat het telkens ‘op tijd’ komt, dat ze ontvangt wat ze nodig heeft om tijdig op haar ontwikkelpad nieuwe gradaties van vrijheid te ontdekken en herdenken. Nog voordat we besloten om te proberen een kind te krijgen, was dit de vraag. Kunnen we de structuren bieden die haar beweging in, onderzoek van en verbinding met de wereld faciliteren?
Ouderschap heeft me bewuster gemaakt van de wijzen waarop ik volledig ín de wereld verweven ben. Ik heb vaak verzet gevoeld. Dat waren dan momenten waarop ouderschap mij onlosmakelijk dieper in deze wereld wortelde, met toenemend besef van het geweld, lijden en de vergankelijkheid die in het leven bestaan. Soms dacht ik dat vrijheid te vinden was in de afwezigheid van zorgtaken.
Maar dat klopt niet. Samen voegen we iets toe aan de wereld. Het blijft onvoorspelbaar wat dat precies is. En het kent vormen die soms onwaarschijnlijk dagelijks, dan weer levensveranderend intens zijn. Geboortes.
Dit tedere beeld, mijn haren die over haar wangen strelen, graveer ik diep in mijn ideeën over wat het betekent om mens te zijn.
Het verbonden moment herinnert me eraan dat afgestemd zorg dragen voor elkaar toegang biedt tot vormen van tederheid die een ander wereldbeeld in ons scheppen. Tederheid die onze zintuigen niet op scherp, maar op subtiel stelt. We krijgen een indruk van de wijze waarop alles met elkaar verbonden is, met een hele hoge resolutie.
Met de afwezigheid van tederheid in ons leven, lopen we het risico vrijheid te begrijpen als een afwezigheid van tegenwerkingen. We kijken en voelen grof, ons wereldbeeld vergoelijkt het eindeloos graaien naar iets dat we ergens in onze ontwikkeltijd fundamenteel verlangden en diep gefrustreerd raakte.
Op de meest nabije contactgrens is empathie de schepper van soevereiniteit.
Mijn ogen naderen die van haar. Diep geconcentreerd ontvangt ze de kriebels, zie ik de wetmatig neervallende, slierten haar. Leven ontvouwt zich ook op deze schaal, laat dat weten vrij in me rond blijven gaan.
Zinzoekerij
We zijn continu onze wereld aan het voorspellen. Dat is de constructie die we maken, ingegeven door kennis die we al opgedaan hebben.
We zijn continu onze wereld aan het voorspellen. Dat is de constructie die we maken, ingegeven door kennis die we al opgedaan hebben. We doen het uiterst rap en efficiënt en het scheelt een enorm pak bewustzijn om niet elk moment alle prikkels tot één geheel te hoeven ordenen.
Soms lopen we vast en lukt dat voorspellen niet meer zo goed.
Zo kunnen we een levensgebeurtenis ervaren waarin we tijdelijk alle controle verliezen. Hoe we de wereld vóór die tijd onbewust in elkaar knutselden, en zelfs de bewuste verhalen die we elkaar hierover vertelden, is uit één gevallen.
Bij een dierbaar verlies komt veel van ons leven in het gedimde licht van het gepaard gaande verdriet te staan. Het verdriet stemt ons vaak wat analytischer, we denken dieper na over wat van waarde is. Bij een grote schrok of aanhoudende onveilige situaties zijn we misschien verstard geraakt. Ons wereldbeeld staat nu bol van onvoorspelbaarheid en juist het voorspellen van de onvoorspelbaarheid beneemt ons speelruimte. Of letterlijk: ademruimte.
Soms zoeken we zelf die ervaring van ontregeling op. We treden buiten de berucht en beroemde comfortzone en ervaren tijdelijk hoe het voelt als we niet meer (volledig) op automatismen en invullingen kunnen varen. We staan het toe dat de wereld en de impact daarvan op ons (licht) desintegratief is. Dit noemen we leren, of spelen. Het kan ook zijn dat we een piekervaring doorgaan. Een mystieke ervaring waarin we een mate van eenheid hebben gezien die ons nadien blijft fascineren en prikkelen om elke overtuiging die 'dualiseert' op te heffen.
Als we de tijd, ruimte en aandacht hebben om onze levenservaring te integreren, of het nu om speels opgedane ervaring of verwarrende levensgebeurtenissen gaat, dan gaat dit proces vaak ook samen met een cognitieve heroriëntatie. Dat is de 'leerkracht' van metacognitieve processen, die ons kunnen vergezellen in het opnieuw coherent betekenisgeven aan zintuiglijk piekende momentopnames. Dan zijn we aan het bouwen aan zingeving. We ontdekken patronen in patronen in onze verzameling, op het eerste oog ambigue levenservaring.
We zien bijvoorbeeld dat ons leven bij herhaling onvoorspelbaar is geweest, we herkennen dit wellicht tijdens ultraleerzame meditatieve momenten, en vormen met de tijd een nieuw levensbeeld. We zeggen dat het leven intrinsiek onvoorspelbaar is, dat er geen vaststaand 'zelf' te vinden is en dat we één stroom ervaring zijn waarin zich voortgaand gelaagde bewustzijnsprocessen ontvouwen.
Iemand anders ontdekt (schijnbaar) ándere patronen in patronen. Deze persoon herkent de vele conditioneringen die ons denken, doen en voelen met de tijd kenmerken. De persoon zegt dat we onderhevig zijn aan culturele verhalen en de sociale en historische context waarin we opgroeien. Misschien zijn mythes de taal waarin diens zingeving gedoopt wordt, misschien zwaaien psychologische theorieën de scepter in de heruitgevonden betekenisgeving. Weer een ander stelt dat we als mens zijn wat we dóen en welke impact we maken. Na zelf door allerlei levensprocessen te zijn bewogen, de wereld op vele plekken gezien te hebben, zich in vele tradities verdiept te hebben, sterk geoefend te hebben in het onderscheiden van goed van kwaad....mondt diens zingeving uit in een nadruk op morele ambitie. Of, sterker georiënteerd, in de keuze om het leven te geven voor het waar mogelijk verminderen van lijden. En dan is er nog een ander die de wereld wetenschappelijk verantwoord ordent in schalen van realiteit waarin met de name de kleinst waarneembare delen de basis vormen voor zeer voorzichtige uitspraken over het zogenaamd grotere geheel - een wereldbeeld vol verwondering voor 'hoe het allemaal werkt'.
Soms delen we de overkoepelende betekenisgevingsmodellen, vaak ook niet. Wanneer we iemand tegenkomen met wie we een significant deel van ons opbouwende model delen, kan ons hart harder gaan kloppen en een gevoel van eenheid gloeien. Alsof we nog iets beter passen ín de wereld.
En wanneer we iemand tegenkomen wiens constructies beduidend afwijken van de onze, dan is de uitdaging of we bereid zijn onze projecties tijdelijk los te laten. Durven we even in een leeg vat zingeving te tuimelen?
Met deze laatste vraag op zak is mijn dominante modellering van de wereld vaak gegaan over wie we als emotionele wezens zijn. Met onze emotionele beleving als het eerste ankerpunt waarvan we kunnen afleiden - herkennen - wat voor ons van belang is, hoe open we staan voor de ander en in de dat contact ontvouwende levensprocessen in onszelf, en welke vorm van zingeving nog geen ruimte krijgt in ons bestaan.
De nadruk op emotionele ontwikkeling als centraal voor ons wezen en welzijn is vele jaren bestendig gebleken. Toch desintegreerde ook deze constructie omdat ze niet toereikend bleek en dat vroeg opnieuw om een zingevingstocht waarin ik werd uitgedaagd om niet alleen projecties los te laten, maar ook te (h)erkennen wie en wat ik ben, wat mijn waarden zijn en waar ik naartoe beweeg in een wereld die groter, complexer en kwetsbaarder bleek dan ik voorheen had geïntegreerd.
Deze tocht werd gekatalyseerd door ouderschap (een diepe ervaring van verbinding en verantwoordelijkheid, een ervaring van uitstrekkende tijd, meer impactvolle wereldlijke verandering en afhankelijkheid tot zorg van anderen), raakte ingebed in intensieve trainingen over existentiële ontwikkeling, werd door bewustwording van existentiële dreigingen in de wereld gestuwd, kende een proces van verlies van vriendschap en opbouw van diepe connecties en kende zelfs één van de meest pittige, weliswaar kortstondige desintegraties die ik tot nu toe heb meegemaakt. Gelukkig waren en zijn er ook meer rustgevende varianten van heroriëntatie te herkennen.
Al jarenlang vergezellen boeken mij vaak op mijn pad van telkens heroriënterende, verdiepende zingeving. Zoals ik als kind kon genieten van het bouwen met gekleurde blokken, zo is het welhaast zinderend voor me om omringd te zijn met een grote diversiteit aan opgepende belevingswerelden en wereldbeelden. Ik ken periodes waarin ik boek na boek verslind, ondertussen intensief denkend, verbeeldend en voelend hoe de verschillende ideeën en perspectieven uit de boeken met elkaar verbonden kunnen worden tot een zingevend geheel dat anderen wellicht ook inspireert en ruimte tot sociale verbinding, kritisch doen en denken en creativiteit schept. De afgelopen maanden hebben de auteurs me weer flink geholpen om me een weg te banen door de zingevingstocht. Ik genoot en geniet van een grote mix aan werken over complexiteitsstudies, wijsheidstradities, politieke betogen, wetenschapsfilosofie en onder andere verdieping in de leefwereld van andere dieren.
Ondertussen ontstaat er een nieuw 'Gestalt' uit deze leestocht. De levenservaring van de afgelopen jaren vindt ontspanning in de langzaam weer coherent aanvoelende betekenisgeving. Ironisch genoeg een cognitief-emotioneel bouwwerk dat mede gefundeerd is op een (ook intensief ontregelende) ervaring van niemand-zijn, een uiterste van wat ik emotioneel ooit doorgegaan ben. Het is een proces waarin ik een fris soort vrijheid heb ontdekt, één die juist ingebed is in de onvoorwaardelijke liefde die ik in innige zorg van vrienden en familie heb mogen ervaren. Het betreft een vorm van vrijheid waarin ik niet los kom te staan van de wereld, maar er juist dieper in verweven blijk. Dat gegeven maakt van vrijheid meteen ook een vorm van verantwoordelijkheid. Het lezen van de afgelopen tijd helpt me om deze diepere verweving ook met woorden en denkbeelden weer te geven en te delen. Fantastisch om te weten dat het zo werkt en om de levensenergie te voelen borrelen om de gevonden perspectieven ook te verbinden met anderen. Ik doe niets liever én het wijst mij de weg, biedt mij een stimulerende context, om verantwoordelijkheid actiever te integreren in mijn keuzes en hetgeen ik toevoeg aan deze wereld.
Welke zingeving krijgt momenteel vorm bij jou?
Van zelf - naar wereldbeeld
Hoe kan de openheid richting ervaring en betekenisgeving, een kenmerkend aspect van menselijke intelligentie, nóg opener staan voor diepe principes van leven?
Sommige begaafde personen hebben zich van jongs af aan regelmatig onbegrepen en onverbonden gevoeld. Wanneer hoogbegaafdheid als perspectief op wie ze zijn op hun volwassen pad komt, kan het zijn dat hier sterke verlangens naar begrip en verbinding mee beantwoord worden. Gretig worden boeken en bijeenkomsten verslonden, heilzaam is de ervaring dat er anderen zijn die hun diepste zorgen evengoed met existentiële humor, veelzeggende stiltes, cruciaal aanvoelende details of plots opvlammende betogen uiten. Oh, loop jij ook rond met zo’n intense binnenwereld? Gretigheid naar de verbinding met de ander gaat vaak hand-in-hand met het ontluikende verlangen om de openheid, beweeglijkheid en nieuwsgierigheid te leven die als kind zo spontaan kwamen.
Op één gestapelde ervaringen van sociale mismatches hebben zich nog weleens vertaald naar een sterke zelftwijfel. In de minderheid zijn is gaan voelen als minderwaardig zijn. De veelomvattende vraag naar identiteit is gepaard gegaan met de vraag of de persoon werkelijk ánders is. Misschien zelfs gek. Bestaansrecht voelt niet altijd even vanzelfsprekend. Het treffen van gelijkgestemdheid – of liever: ‘gelijkgolvendheid’ - kan een diepe honger naar contact en ergens altijd wel gevoelde, soms verstarde levensenergie stillen.
Deze beantwoording kan weer een nieuwe uitnodiging in zich huizen: om open(er) te staan voor de diversiteit binnenin jezelf (elk begaafd persoon is uniek) en om je heen (zoals het je open stellen voor neurodiversiteit in algemene zin). Vanuit een (hernieuwd) gevoel van zelfkennis en compassie voor je eigenheid, gevoed en onderhouden via een afgestemd, daarin soms ook confronterend of creatief disruptief sociaal contact, kan er een wereld aan diversiteit voor je opengaan. En sowieso, kan het de deuren openen naar een wijdere verkenning van de wereld nu dat je (onbewust) niet meer gefocust bent op een tekort aan zelfvertrouwen.
Begaafdheidsbewustwording heeft geholpen in het opnieuw leren vertellen van het eigen levensverhaal en het maken van keuzes waarin er rekening wordt gehouden met de eigen wijze van begrijpen, ervaren en relateren. Middels ‘belonging’ (intieme connectie ervaren) en integratie van je zelfkennis in hoe je leeft, werkt en relateert, kan de queeste rondom begaafdheid verworden tot een identiteitsverruimend proces van heroriënterende zingeving.
Want, wanneer onverbondenheid de boventoon of stille onderstroom van levenservaring wordt, ontgaan vaak ook de mogelijkheden om samen met anderen te bouwen aan vormen van samenleven, levenswijzen en wereldbeelden waarin de eigen complexiteit, intensiteit en gedrevenheid weerklank, soms desintegratie en dan weer integratie vinden. ‘Bovenop’ de intieme ervaring van sociale ontheemding ligt het gemis om de vele indrukken die de binnenwereld rijk is tot een betekenisvol geheel te integreren. Om dat te kunnen doen, is een verwelkomende context nodig voor je intensieve waarneming en de wijze waarop je betekenisvolle verbanden daarin projecteert. Als het niet (alleen) meer een dominante zelftwijfel is die het binnenleven kenmerkt, kan de levensenergie die vele begaafde personen kennen ingezet worden om andere culturele conditioneringen op te merken en soms om te wroeten. Om misschien zelfs tot toekomstbeelden en een vorm van zelfwording te komen die de persoon nooit eerder verwacht had. Waar zelfkennis eerder misschien over een focus op jou als individu met kwaliteiten en kwetsbaarheden in verbinding met andere individuen ging, is er nu een bewustwording van dieperliggende geïnternaliseerde wereldbeelden en samenlevingswijzen waarin het perspectief van begaafdheid verweven is geraakt. De kwestie van verbinding lag nog veel dieper verscholen in de begaafdheidsvragen dan we op basis van het bewuste verlangen naar begrip initieel, aan het begin van het zelfonderzoek, konden herkennen. De existentiële vragen die aan de oppervlakte komen, maken van begaafdheid bijna een metafoor voor wat er maatschappelijk niet klopt. Het ongezien-voelen van een begaafd persoon keert zich om: de persoon ziet nu met welke maatschappelijke blinde vlekken dit persoonlijke proces samenging.
Juist omdat de intensiteit, complexiteit en gedrevenheid (van begaafde personen) samengaan met andere (creatieve, inventieve, subversieve) indrukken van de samenleving en leefomgeving, is het vaak essentieel voor het stromen van de levensenergie dat er ruimte is voor het herkennen, herijken, uitdagen, uit één laten vallen en opnieuw kundig verweven van hoe zij de wereld begrijpen, erin bewegen en er betekenis aan ontlenen. Zodat de groeibehoeftes van exploratie, zingeving en liefde (Scott Barry Kaufman) beantwoord kunnen worden en de verworven identiteit vanuit het begaafdheidsperspectief verruimd kan worden tot een vorm van tussen-zijn: het ervaren en belichamen van een intensief relationele wereld waarin je verschil maakt door de wijze waarop je verbindt met heel je wezen en potentieel. Zo kan de openheid richting ervaring en betekenisgeving, een kenmerkend aspect van menselijke intelligentie, nóg opener staan voor diepe principes van leven. Geen gemakkelijk proces, niet zelden vol rouw en existentiële desoriëntatie, maar wel integer en integrerend.
Heb je zin om eens samen te bomen over jouw zingeving? In een setting waarin denken en voelen elkaar in openheid treffen en verrijken?
Misschien vind je de community dagen interessant.
Vormgevat gevoel
Met de tijd kunnen we ons bewustzijn via kennis, nieuwsgierigheid en oefeningen in aandacht en opmerkzaamheid verbreden en verdiepen.
“Feeling is never invisible; it takes shape and manifests as form everywhere in nature. Nature can, therefore, be viewed as feeling unfurled, a living reality in front of us and amidst us.”
Andreas Weber, The Biology of Wonder: Aliveness, Feeling and the Metamorphosis of Science
Met de tijd kunnen we ons bewustzijn via kennis, nieuwsgierigheid en oefeningen in aandacht en opmerkzaamheid verbreden en verdiepen. Waar ik eerder gefocust was op de vraag wat het betekent om mens te zijn (en daarin een thuisbasis vond in de humanistische ontwikkelingspyschologie), begeef ik me steeds vaker in het onderzoeksgebied van de principes van leven. Psychologie wordt aangevuld met biologie, en beide vakgebieden gloeien van nieuwe betekenis in het licht van elkaars perspectieven. Tel daar de studie van systemen en complexiteit bij op en we krijgen een betekenisscheppende dans waarin geconditioneerde wereldbeelden langzaam, soms snel, opbreken.
Dat proces ontvouwt zich terwijl we in een natuurrijkere omgeving zijn gaan wonen. De sereniteit, grotere biologische diversiteit en weidsheid van deze plek prikkelen me om een verandering van levenskoers en perspectief te realiseren (minder gehaast, meer verbindingsgericht) onderwijl ik bewust cognitieve bronnen verorber die mijn weten spitsen op de principes van andersoortige levensvormen.
Zo werd ik vanochtend wakker met het boek 'Een immense wereld' van Ed Yong waarin ik een fragment las over de wereldscheppende reukzin van olifanten, slangen en mieren. Dat en hoe zij hun wereld gewaarworden (en vormen) via geur is enorm fascinerend en roept een mate van verwondering in me op die ik doseren moet om er niet door geïntimideerd te raken.
Ik voel wat rouw. Van jongs af aan vertaalt een emotionele gevoeligheid zich geregeld naar remming van gedrag of sociale overcompensatie. De potentiële openheid en afstemming die emotionele gevoeligheid kan brengen zijn vaak verstrikt geraakt in de menselijke zoektocht naar herkenning, verbinding, status en zekerheid. Ik heb altijd geweten, vanuit datzelfde tastende en soms intense gevoel, dat ik in een biologische wereld vol levenszin beweeg. Wie in sterke mate in een gevoelswereld vertoeft en daar geregeld op reflecteert, wordt rap bewust van onzekerheid, dynamiek, raakbaarheid en verbondenheid. Met deze principes spiegelende ervaring op zak wordt het welhaast onvoorstelbaar dat andere wezens geen bewustzijn zouden kennen. Mijn niet-wetendheid van de specifieke gevoeligheden van andere wezens ervoer ik als een reden om ze tenminste allereerst te erkennen in plaats van ontkennen of afweren, noch voordat ik tot de verbeelding sprekende feitjes wist die me een indruk zouden kunnen geven van hoe het ervaringsgericht is om hén te zijn.
Het voelt verdrietig dat een grote mate van de mogelijke onderzoeksgretigheid naar de andere belevingswerelden is gedimd door de plek die sociale zorgen in mijn systeem innam. Alsof de zelfreferentiële preoccupatie met mijn plek in het menselijke netwerk mijn existentiële openheid en zintuigen voor de rest van de levende wereld afstompte (eigenlijk zoals ook een lange tijd bepaalde persoonlijke gevoeligheden in een schaduw stonden). Nu dat ik me opnieuw openstel voor alle andere, zo rijkelijk diverse - en ook overeenkomstige - principes van leven, voelt het alsof mijn zintuigen opnieuw wakker worden en mijn ervaring van dit bestaan herijkt wordt in een grotere wereld dan de menselijke.
Ik ben onderwijl mijn ontdekkingen toenemen weleens bang voor eindigheid, dat ik te weinig tijd hier op aarde en in deze levensvorm zal hebben om genoeg te leren dat zich werkelijk kan vertalen naar eerbiedige, op verbondenheid gebaseerde keuzes en acties. Het is aan mij, zeg ik met een licht drukkend gevoel, om deze golf bewustwording, die zo vaak aangekondigd wordt door een desintegratie, het verlies van een oud verhaal over wat het eerder heeft betekent om dit mens te zijn, te integreren. Om de toenemende complexiteit in mijn weten en waarnemen te vertalen naar een nieuwe, op den duur ook weer vereenvoudigende samenhang in doen en laten. Dit betreft een fase-overgang en misschien was het mede daarom dat ik even geleden zo intensief worstelde met de existentiële onbestemdheid die ik al langer ervoer. Juist door de crisis werd ik teruggeworpen in een basaal besef van kwetsbaarheid dat mijn menselijkheid direct verbond met meer dan menselijke principes van leven.
Terwijl ik dit schrijf, begint verdriet in me te bewegen, alsof het begint te krioelen in mijn keelgebied, slikbewegingen stimulerend, misschien een nieuw soort stemgeluid aan de mogelijke ontspanning van mijn keelspieren onttrekkend. Ik vertoef wat langer in deze sensaties, doe een poging ze ten volle tot bloei te laten komen in betekenisgeving. Dan merk ik op dat het best oké is om vanuit een verdiept besef van menselijkheid de grotere leefomgeving te verkennen en integreren in een ontwikkelend wereldbeeld. Het verdriet dat ik voel is nauw verbonden met een al als kind zo vertrouwd verlangen om te kennen en gekend te worden. Om te leven. Dat verlangen tot leven houdt niet op bij mijn opperhuid. Het verlangen leeft overal om mee heen in talrijke levensvormen. Verdriet signaleert wanneer dat verlangen niet (helemaal) geleefd kan worden, het is de andere kant van hetzelfde basisgevoel, van dezelfde basisbeweging van leven. Hoe meer ik in dit verlangen leun, hoe meer ik de wereld om me heen leer waarnemen vanuit een continue wederkerigheid en afhankelijkheid. Het maakt me ervan bewust waarom ik standaard wat verdriet voel als ik in contact sta met een ander dier. Het communiceert emotioneel hoe een verlangen om te kennen en gekend te worden, om in diepe verbondenheid te leven met het leven, op zoveel plekken in de culturen van de mensheid verlies lijdt. Het mag me uitnodigen tot bewustwording van de intrinsieke waarde van leven en hoe ik dit van binnenuit ervaar, ook als aangeleerde normen anders lijken te dicteren en de mens bóven de rest plaatsen. In dat licht is het prima om verlangen tot leven ook op andere levensvormen te projecteren. Het is in deze projectie dat ik onze verbondenheid - in de voortdurende beweging die leven is - gewaarword. Dáár begint de emotionele openheid om de belevingswereld van de andere levensvorm te bevragen, onderzoeken, erkennen en waar mogelijk mee te nemen in overwegingen hóe (samen) te leven.
Elke transformatie, die we om ons heen zo rijkelijk aanschouwen kunnen, is uitgerold en vormgevat gevoel.
Ontklemmen
Soms lachen we met op elkaar geklemde tanden. Achter de tanden schuilt een binnenwereld.
Soms lachen we met op elkaar geklemde tanden. Achter de tanden schuilt een binnenwereld. Het is een wereld bekleed met ingehouden emotie, soms merkbaar als psychisch verwarrende verknopingen. We hebben geleerd dat sommige vormen van emotionele expressie tot uitstoting leiden en houden het daarom binnen, waar het helaas ook de doorstroom van dieper gevoel weerhoudt. We lijken innerlijk verdeeld.
We hebben misschien een denkbeeld ontwikkeld. Over dat het niet oké is om zó boos of zó verdrietig te zijn. In het verleden ontdekten we met schrik dat de intensiteit van een bepaalde emotie werd beantwoord met stil – of wég wijzen. De ervaring van de emotie raakte verweven met een aangepast, verinnerlijkt oordeel, zelfafwijzing vormde de brug naar de wereld van de ander, een toevluchtsoord voor ontredderende eenzaamheid en verlating. Komen we dan op een punt in ons leven dat we graag vóller beleven, dat we graag gevoel laten spreken en intuïtie willen belichamen, dan stuiten we op die roestende denkbeelden. We delen onszelf misschien op in goed en kwaad, positief en negatief. We verwelkomen – zeggen we – het plezier en de verwaarloosde verlangens, maar wijzen verdriet of boosheid de deur. Misschien volgt er frustratie dat verlangens zich niet klinkklaar helder presenteren, geen eenvoudige beantwoording kennen: het is een voorbode van een dieperliggende oerkracht. Gaandeweg raken we vermoeid van een schijnbare strijd tussen ratio en emotie, een polarisatie die gebaseerd is op onrekbare overtuigingen over wat er wél en wat er níet mag zijn. Het hoofd, zo zeggen we misschien, werkt te hard en zetten we graag uít. Het hart steekt, de buik roert en de keel spant: gewoon ons gevoel voelen lijkt complex en uitdagend. Wanneer we psychisch weg bewegen van de fysieke gewaarwordingen, voelen we ons steeds sneller verdwaald. We weten dat we terug kunnen gaan naar die ene, volvoelende bron, die sensaties die we van binnenuit opmerken.
Misschien lachen we steeds vaker uitbundig. Schuddend, met de ogen dichtgeknepen, soms puffend. Het lukt niet meer om de tanden op elkaar te houden, de kaak aan te spannen. De buik raakt dieper geroerd, de keel rekt en strekt eerlijker en het hart opent tot het huilen er doorheen kan bewegen, kopzorgen ontledend. Tranen en tuiten vullen elkaar zalvend aan in een emotioneel dragende dialoog. Gevoel blijkt veelzijdig, continu van vorm veranderend, immer aanwezig, kleinschalig precies en gevoelsmatig groots en grof. We herontdekken iets van de emotionele creativiteit die we als kind kenden, toen we bijna magisch van drift naar stilte, verdriet naar tevredenheid, boosheid naar kalmte bewogen. Emotie en ratio kennen een intrigerende samenhang, verbondenheid klinkt overal in door, nu dat we met openheid richting ervaring luisteren. Bewegend op een emotioneel vrij spectrum, ontdekken we aandacht als innerlijk psychologisch begeleider in roerige en rustige tijden.
Openstaan voor ervaring
Eigenlijk is één van de mooiste kwaliteiten en vaardigheden om te oefenen om open te staan voor ervaring.
Er zijn situaties en processen in ons leven waarin we ervaren hebben hoe het is om ons over te geven aan de stroom gebeurtenissen en gevoelens. Misschien was dit dansend, met de persoon die wonderwel wist welke stap wanneer te zetten en jou behendig en met schijnbare moeiteloosheid meenam in een gevoelsmatige roes vol beweging en expressie. Misschien was het in dat ene gesprek met de goede vriend, die immer attent is richting de vraag achter de vraag, die gevoel niet van gedachten scheidt en oordelen pas ná diepgaand begrip overweegt. Misschien was het tijdens een creatief project waar we eindelijk aan begonnen zijn. Het project waarin we, wie weet na meerdere gefrustreerde pogingen, intuïtie na intuïtie opvolgden, nu meedeinend op de stromende en dan weer stotterende voortgang om vervolgens uit te komen bij een verrassend, lang verlangd gevoel van stevig aanvoelende competentie en levenslustig plezier.
Maar eigenlijk doen we het als kind altijd al. We zijn in overgave met de wereld, dat is ook de diepe kwetsbaarheid dat het leven ís. Het aanzien van een kind dat opgaat in spel, dat spontaan uiting geeft aan een NEE of een JA, dat bulderend lacht of vol fantasie de wereld beziet, dat ontroert. Alsof het tijdelijk en met veel levensenergie een overwinning op het bewustzijn van kwetsbaarheid is. Soms laat de overgave van het kind ons schrikken, misschien uit herinnering hoe het ooit voor onszelf was. Pijnlijk of juist niet.
Vaak hebben we gaandeweg geleerd om op momenten in te schikken, ons te remmen of ons wat gedwongen, ánders voor te doen dan we van binnen voelen te zijn. Als het leven, als een dierbaar ander mens, als een wereldgebeurtenis ons raakt, trekken we ons dan terug uit de opkomende stroom emoties. We schieten in ons geconditioneerde denken of doen, sluiten onze eigen of andermans ogen voor de diepere doorwerking van de gebeurtenis. En dan kan het lijken dat we niet weten hoe ópen en voller onszelf te zijn. We spreken misschien oordelen uit, over wat 'goed' of wat 'slecht' is. We ordenen de wereld om ons heen nog eens, maar voelen ergens een weeïg gevoel, een vervreemding of ontheemding van delen van ons geheel. En dan komen we er wellicht herhaaldelijk achter dat we met ons hele gevoelsleven, met ingehouden impulsen of onverwachte interesses, niet passen in het beperkende beeld dat we onszelf en vaak ook elkaar opleggen te zijn. De verhalen die we onszelf vertellen of de rituelen die we hebben aangeleerd, bieden geen of weinig ruimte voor de complexiteit van ons karakter en de uitdagingen in het leven. Soms gaan we dan op zoek naar nieuwe verhalen, lenen tijdelijk een identiteit uit andermans verhaal, bezien onszelf uit een nieuw perspectief en ervaren, soms kort en soms lang, een bevrijding van wie we dachten te moeten zijn. Soms gaan we op zoek naar nieuwe rituelen, experimenterend met de vraag welke behoefte er toch telkens gefrustreerd raakt, telkens weer fragmenten van de complexiteit die we zijn bij elkaar sprokkelend. Zo weven we langzaamaan kennis over menszijn uit toenemende levenservaring, verrijken we onze gewoontes om tegemoet te komen aan de intensiteit van een leven lang ontdekken, verbinden en verliezen.
Eigenlijk is één van de mooiste kwaliteiten en vaardigheden om te oefenen om open te staan voor ervaring. De beginnersgeest. Om met de begeleiding van de volwassene die we ook zijn, het kind in ons en elkaar te laten voortleven. Want vaak is de plek waar de gevoelens opleven die we liever vermijden, ook de lichamelijke bron van plezier, levensvreugde en dankbaarheid. Openstaan voor ervaring is iets dat telkens weer aandacht vraagt. We leren veel ideeën en denkbeelden over wat oké is als mens. Maar hoe is het werkelijk voor jou om jou te zijn? En kunnen we dit 'werkelijk' (weer) openstellen voor de continue stroom (en constructie) van ervaring? Zo scheppen we een nieuwe gevoelscultuur voor onszelf en elkaar. We kregen misschien van vroeger uit mee dat het niet oké is om uitbundig te lachen of zacht, maar zichtbaar te huilen. We leren nu dat wij dat ook zijn, dat we emotioneel meer omvatten dan we zijn gaan geloven. We leren een nieuw geloof waarin zelfvertrouwen equivalent is aan bewuste openheid richting ervaring, we scheppen een andere emotionele traditie en zijn noch alleen kind noch volwassene: we zijn een mix van leeftijden, levensfases, rollen en relaties. We zijn heel levendig.